Le chat et le soleil
Test, test, one two three. Zo klinkt het bijna altijd, als
iemand een geluidsinstallatie test. Op de grote internationale
persconferentie van de coaches, daags voor de halve finale in
Sint-Petersburg, ging het anders. Een van de charmante vrijwilligsters,
een studente Frans veronderstel ik want ze had slechts een zeer licht
Russisch accent, nam plaats achter de microfoon. Ze nam de gelegenheid
van een wedstrijd tussen twee minstens gedeeltelijk Franstalige landen
te baat, om een schattig gedichtje voor te dragen.
Le chat ouvrit les yeux,
Le soleil y entra.
Le chat ferma les yeux,
Le soleil y resta.
Voilà pourquoi, le soir
Quand le chat se réveille,
J’aperçois dans le noir
Deux morceaux de soleil.
Hooguit twintig perslui in de bomvolle zaal applaudisseerden – sportjournalisten zijn niet zo poëtisch, en bovendien was de halve wereld daar en is Frans steeds minder een wereldtaal, helaas. Ik vond het prachtig. Het gedicht zelf, het lef van dat meisje, en de dosis zachtheid die ze injecteerde in zo’n zaal vol testosteron.
Nooit gedacht dat ik dit ooit zou schrijven, want bij vorige reizen te vaak gestoten op norsheid en onbegrip en corruptie en nukkigheid, maar ik heb mijn mening de voorbije maand herzien: het zijn echt vaak lieve mensen, die Russen. Vooral de jongere generatie, die dat ingebouwde wantrouwen niet meer heeft tegen al wat westers is en geen Russisch praat. Die jongelui snakken naar internationale contacten, naar het oefenen van talen, naar een blik die kan verruimen in een maatschappij waarvan velen donders goed weten hoezeer die door de overheid gecontroleerd wordt.
Russen – ook die niets met de organisatie te maken hebben – sloven zich uit om je de weg te wijzen, om je met hun telefoon op het internet te helpen als dat met jouw internationale toestel niet lukt, om te tolken als ze een communicatieprobleem bespeuren… Ze zijn zó vriendelijk dat je aanvankelijk – ook wij maken ons schuldig aan wantrouwen – denkt dat ze een fooi proberen af te troggelen, tot je enkele keren een resolute weigering hebt gekregen: welnee zeg, dit is een vriendendienst! Een zeldzaam openhartige taxichauffeur zei me gisteren: ‘Poetin heeft dit WK georganiseerd om het imago van Rusland te verbeteren.’ ‘Inderdaad’, antwoordde ik, ‘maar als dat 100 procent geslaagd is, dan is dat niet aan hem maar aan zijn bevolking te danken.’
Na de nederlaag tegen Frankrijk was de menselijke warmte nog tastbaarder: overal sympathiebetuigingen zodra ze horen dat je Belg bent. Ze hebben een zwak voor tristesse, de Russen. Ze zien moeiteloos de schoonheid in het drama: hun literatuur en muziek druipt ervan.
Zowat anderhalf uur na de wedstrijd, toen ik afdroop uit het stadion, wees één van die vrijwilligers – een man van rond de veertig, een teamleider wellicht – me erop dat mijn schoenveters los waren. ‘Alsof dat mijn grootste ongeluk vandaag zou zijn, op mijn gezicht vallen’, grapte ik. Waarop hij, rustig en bemoedigend glimlachend: ‘Iedereen wilde dat jullie zouden winnen, is dat niet belangrijker dan het winnen zelf?’
Ik wilde nog vragen of dat van iemand was, Tsjechov of Poesjkin of zo, maar hij was al weg.
Dat Franse gedichtje, dat is van Maurice Carême, leert Google me. Ik herlees het op mijn computer, en opeens valt op hoe visionair het was. Die kat in het donker, dat zijn Les Bleus. En als die Fransen wereldkampioen zouden worden en met die beker staan te juichen, dan moet je maar eens goed in hun ogen kijken, dan zie je twee stukjes zonlicht: dat zijn de Rode Duivels.
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180711_03609124
Le chat ouvrit les yeux,
Le soleil y entra.
Le chat ferma les yeux,
Le soleil y resta.
Voilà pourquoi, le soir
Quand le chat se réveille,
J’aperçois dans le noir
Deux morceaux de soleil.
Hooguit twintig perslui in de bomvolle zaal applaudisseerden – sportjournalisten zijn niet zo poëtisch, en bovendien was de halve wereld daar en is Frans steeds minder een wereldtaal, helaas. Ik vond het prachtig. Het gedicht zelf, het lef van dat meisje, en de dosis zachtheid die ze injecteerde in zo’n zaal vol testosteron.
Nooit gedacht dat ik dit ooit zou schrijven, want bij vorige reizen te vaak gestoten op norsheid en onbegrip en corruptie en nukkigheid, maar ik heb mijn mening de voorbije maand herzien: het zijn echt vaak lieve mensen, die Russen. Vooral de jongere generatie, die dat ingebouwde wantrouwen niet meer heeft tegen al wat westers is en geen Russisch praat. Die jongelui snakken naar internationale contacten, naar het oefenen van talen, naar een blik die kan verruimen in een maatschappij waarvan velen donders goed weten hoezeer die door de overheid gecontroleerd wordt.
Russen – ook die niets met de organisatie te maken hebben – sloven zich uit om je de weg te wijzen, om je met hun telefoon op het internet te helpen als dat met jouw internationale toestel niet lukt, om te tolken als ze een communicatieprobleem bespeuren… Ze zijn zó vriendelijk dat je aanvankelijk – ook wij maken ons schuldig aan wantrouwen – denkt dat ze een fooi proberen af te troggelen, tot je enkele keren een resolute weigering hebt gekregen: welnee zeg, dit is een vriendendienst! Een zeldzaam openhartige taxichauffeur zei me gisteren: ‘Poetin heeft dit WK georganiseerd om het imago van Rusland te verbeteren.’ ‘Inderdaad’, antwoordde ik, ‘maar als dat 100 procent geslaagd is, dan is dat niet aan hem maar aan zijn bevolking te danken.’
Na de nederlaag tegen Frankrijk was de menselijke warmte nog tastbaarder: overal sympathiebetuigingen zodra ze horen dat je Belg bent. Ze hebben een zwak voor tristesse, de Russen. Ze zien moeiteloos de schoonheid in het drama: hun literatuur en muziek druipt ervan.
Zowat anderhalf uur na de wedstrijd, toen ik afdroop uit het stadion, wees één van die vrijwilligers – een man van rond de veertig, een teamleider wellicht – me erop dat mijn schoenveters los waren. ‘Alsof dat mijn grootste ongeluk vandaag zou zijn, op mijn gezicht vallen’, grapte ik. Waarop hij, rustig en bemoedigend glimlachend: ‘Iedereen wilde dat jullie zouden winnen, is dat niet belangrijker dan het winnen zelf?’
Ik wilde nog vragen of dat van iemand was, Tsjechov of Poesjkin of zo, maar hij was al weg.
Dat Franse gedichtje, dat is van Maurice Carême, leert Google me. Ik herlees het op mijn computer, en opeens valt op hoe visionair het was. Die kat in het donker, dat zijn Les Bleus. En als die Fransen wereldkampioen zouden worden en met die beker staan te juichen, dan moet je maar eens goed in hun ogen kijken, dan zie je twee stukjes zonlicht: dat zijn de Rode Duivels.
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180711_03609124
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire