jeudi 27 octobre 2016

DS Dwasrsdenkers krijgen het hard te verduren - sur les risques de penser librement


Dwarsdenkers krijgen het hard te verduren

Vloeken in de eigen kerk

Dissidente meningen zijn niet populair. Wie tegen het groepsdenken ingaat, wordt vaak genadeloos afgestraft. Armoede-expert Ive Marx kan erover mee­praten. ‘Het kot was te klein.’

Van onze redacteur 
BrusselHet was een vloek in de linkse kerk, en een stevige ook. Dagenlang galmde hij door. Armoede-expert Ive Marx van de Universiteit Antwerpen had vorige week het beleid van de regering geprezen. Tenminste, sommige aspecten ervan. Hij deed dat in een opiniestuk in De Standaard en in een interview in De Morgen. Wat er daarna gebeurde, beschreef Marx gisteren in deze krant: ‘Het kot was te klein’.
Want een armoede-expert die harde maatregelen door een rechtse regering verdedigt, dat kan niet. Althans, niet in de ogen van sommigen. Op Twitter en Facebook kreeg Marx een storm van kritiek over zich heen. ‘Voor het eerst kreeg ik ook dreigberichten’, zegt hij. ‘We weten u wel te vinden, dat soort mailtjes. En telefoontjes waarbij het stil bleef aan de andere kant van de lijn. Dat was onaangenaam.’

Op een bepaalde manier is het ook wel te begrijpen, blikt Marx terug. ‘Een armoede-expert die het eens is met het verlagen van het minimumloon, dat ligt niet in de lijn van de verwachting. Maar ik heb er bewust voor gekozen om een misschien wat onverwacht standpunt in te nemen, zij het één dat consistent is met wat ik al lang zeg en schrijf.’
Stijn Bruers:
‘Het contact met een aantal mensen in de milieubeweging is verwaterd. Zij moeten niet meer zoveel van mij hebben’
Marx is niet de enige die een storm van kritiek over zich heen heeft gekregen nadat hij vloekte in de eigen kerk. Wetenschapper en milieu-activist Stijn Bruers overkwam hetzelfde toen hij zich in een blog uitsprak vóór genetische manipulatie. Politicus ­Luckas Vander Taelen moest noodgedwongen breken met de partij Groen na kritiek op het multi­culturalisme. Kunstkenner Johan Swinnen moest een fototentoonstelling afgelasten wegens zijn politieke voorkeur: fotografen wilden niet meewerken aan een expositie van een N-VA’er.
Weeffout in het brein
‘Het is niet eenvoudig om zo radicaal van mening te veranderen’, blikt Bruers terug. ‘Vooral omdat mensen naar wie ik lang had opgekeken, mij probeerden aan te vallen op basis van pseudowetenschappelijke argumenten. Of er in de milieubeweging sprake is van een pensée unique? Misschien wel. Het contact met een aantal mensen in de milieubeweging is sindsdien verwaterd. Zij moeten niet meer zoveel van mij hebben.’

Psychologen kunnen goed verklaren waarom leden van een groep weigeren andere meningen te aanvaarden. Zij noemen dat een confirmation bias. Een soort weeffout in het brein waardoor groepsleden weigeren afwijkende meningen te aanvaarden of zelfs maar in overweging te nemen. Als iemand een getal moet raden en hij denkt dat het een drie is, zal hij eerst vragen of het een oneven getal is. Terwijl de vraag of het een even getal is dezelfde informatie zou opleveren. Bij verkiezingen is de confirmation bias heel zichtbaar: fans van Trump doen diens misstappen af als kleinigheden, maar blazen de missers van Clinton juist op. En andersom.
Ive Marx:
‘Soms moet je iets zeggen dat niet van je verwacht wordt, om gehoor te vinden waar je het wil vinden’
Ook klimaatontkenners pikken precies die studies op die in hun kraam passen en negeren de rest. ‘Bij de milieubeweging doet dat verschijnsel zich veel meer voor dan in bijvoorbeeld de wetenschap’, zegt Bruers. ‘Milieu-activisten hebben veel tijd geïnvesteerd in het uitdragen van een bepaald standpunt. Als blijkt dat er argumenten zijn tégen dat standpunt, zullen ze die niet benadrukken. Net zomin als een minister graag de oppositie gelijk geeft. Wat ook sterk leeft, is de zogenaamde morele walging. De mi­lieubeweging heeft zo’n grondige afkeer van ggo’s, dat ze die heel moeilijk van zich af kan zetten. Als je aan mensen vraagt fruitsap te drinken waarin eerst een gesteriliseerde kakkerlak is ondergedompeld, doen ze dat ook niet graag. Hoewel vast staat dat er geen schadelijke gevolgen kunnen zijn. Het is zoals met een optische illusie: soms lijken lijnen langer dan ze eigenlijk zijn. En zelfs nadat je er een meetlat naast hebt gelegd, blijf je toch dat lengteverschil waarnemen.’
Bruers, die ook moraalwetenschappen gestudeerd heeft, is zich goed bewust van die mechanismen. ‘Als ik me niet verdiept had in die spontane denkfouten, had ik het misschien moeilijker gehad met de kritiek op mijn standpunt. Het vraagt een zekere inspanning om te aanvaarden dat je eigen oordeel niet altijd betrouwbaar is.’
Links wil niet
Luckas Vander Taelen weet het uit eigen ervaring: groepen zijn er niet op uit om hun mening te toetsen aan die van anderen, maar vooral op de bevestiging ervan. ‘Als je ingaat tegen de groepsideologie, word je buitengesloten.’ Vander Taelen besliste zijn lidmaatschap van Groen op te zeggen nadat vooral Ecolo ‘hysterisch’ reageerde op zijn kritische kijk op multiculturaliteit. ‘Ik word veel gevraagd voor lezingen over mijn laatste boek De Grote Verwarring. Maar altijd door organisaties in de centrumrechtse of flamingantische sfeer. Ik word door linkse kringen nooit uitgenodigd. Mijn boek wordt ook niet besproken in de linkse pers. Men heeft mij verweten dat ik mensen stigmatiseer, maar in werkelijkheid ben ik het die gestigmatiseerd word. Terwijl ikzelf niet veranderd ben. Ik stel gewoon vast dat politieke families het heel moeilijk hebben met het in vraag stellen van de eigen opvattingen. Als ik iets post op Facebook, dan reageert Hart boven Hard meteen met een cynische opmerking. Dat men niet in staat is tot een debat met mensen die niet hetzelfde denken, daar kijk ik nog altijd met grote ogen naar.’
Luckas Vander Taelen:
‘Men heeft mij verweten dat ik mensen stigmatiseer, maar in werkelijkheid ben ik het die gestigmatiseerd word’
Niet dat Vander Taelen geen steunbetuigingen kreeg. ‘Op congressen kwamen er altijd wel mensen naar me toe die zeiden dat ze het met me eens waren.’ Het is een bekend verschijnsel. De pensée unique binnen groepen doet tegenstemmen verstommen, maar niet verdwijnen. Alleen durven mensen zich niet uit te spreken, tot iemand anders voor hen de kastanjes uit het vuur haalt.

Ook Johan Swinnen heeft dat ervaren. De kunstkenner kreeg een lading kritiek uit de artistieke wereld over zich heen, toen fotografen zijn artistieke inspanningen koppelden aan zijn politieke overtuiging. Swinnen is lid van de N-VA, en om die reden weigerden enkele fotografen hun werk ter beschikking te stellen voor een tentoonstelling over Vlaamse fotografie in Charleroi. ‘Dat zegt alles over de politieke correctheid die de artistieke wereld in zijn greep heeft’, zegt Swinnen. ‘Ik heb zelf altijd een onderscheid gemaakt tussen mijn professionele werk en mijn politieke overtuiging. Maar anderen doen dat niet. Dat je niet met iemand wil samenwerken wegens diens lidmaatschap van de N-VA, daar begrijp ik niets van. Het is ook niet onderbouwd. Maar de kunstwereld is in de greep van de hiërarchie. Enkele grote tenoren zetten de toon, en anderen durven daar niet tegenin te gaan omdat ze ook belangrijk willen worden. Het is heel comfortabel om dat spel mee te spelen’.
Volgens de Amerikaanse psycholoog Jonathan Haidt is de onwil van groepen om afwijkende meningen te aanvaarden evolutionair verklaarbaar. In zijn boek The Righteous Mind gaat hij diep in op de mechanismen die de lotgevallen van Marx, Bruers, Vander Taelen en Swinnen kunnen verklaren. Volgens de darwinistische theorie zijn coherente en sterk samenhangende groepen beter in het overleven dan groepen die uit zelfzuchtige individuen zijn samengesteld. Bijenvolkeren zijn daar de meest extreme voorbeelden van. Dat groepsdenken maakt niet alleen altruïsme en heldendom mogelijk, maar ook oorlog en genocide.
Dom en onlogisch
Johan Swinnen:
‘Ik heb altijd een onderscheid gemaakt tussen mijn professionele werk en mijn politieke overtuiging. Maar anderen doen dat niet’
‘Als je denkt dat we de waarheid op rationele basis proberen te doorgronden, dan zal je gefrustreerd zijn over hoe dom, bevooroordeeld en onlogisch mensen worden als ze het niet me je eens zijn’, schrijft Haidt op zijn website. ‘Maar als je ratio ziet als een manier waarop de mens zijn sociale behoeften probeert te bewerkstelligen – om zijn eigen daden te rechtvaardigen en het team waar we deel van uitmaken te verdedigen – dan wordt het allemaal veel duidelijker.’ Intuïtie is sterker dan redelijkheid, zegt Haidt.


 
Voor Ive Marx is het wellicht een schrale troost. ‘Het is niet leuk om afgeschilderd te worden als apologeet van de regering’, erkent hij. ‘Maar soms moet je iets zeggen dat niet van je verwacht wordt, om gehoor te vinden waar je het wilt vinden. Als het resultaat positief is, dan is het vloeken in de kerk iets waard geweest’.

CETA L'avis de Marc Reynebeau ce 27/10/2016

We falen om te leren

Ook EU-president Donald Tusk zag in dat de gebruikelijke tactiek van de pletwals – ultimatums stellen, met tussendoor een besmuikt dreigement om Wallonië Europees geld af te nemen als het bleef volharden in zijn non – uiteindelijk contraproductief kon uitdraaien. Gisteren gooide hij het dus over een andere boeg: flemen. De Belgen, zo twitterde hij, kunnen bewijzen dat ze kampioen zijn in het smeden van een consensus. In dit geval over het Europees-Canadese handelsakkoord Ceta. Maar al redt een ultiem Belgisch compromis het verdrag, dat kan alleen voorlopig zijn. In Nederland, bijvoorbeeld, lopen ze zich al warm om straks, na het succes van hun Oekraïne-referendum, ook Ceta per volksstemming naar de prullenmand te verwijzen.
Nog tijdens de onderhandelingen gisteren repte Vlaams minister-president Geert Bourgeois zich om te verklaren dat aan het ontwerpverdrag hoe dan ook geen jota verandert. Dat zou ook moeilijk anders kunnen, want daarvoor hadden bijvoorbeeld de Canadezen wel mee moeten onderhandelen. En het zou ook voor de minister-president sneu zijn geweest, want zijn regering stemde al midden september zonder meer met Ceta in. Bourgeois probeerde het dan maar, bij gebrek aan beter, te laten klinken alsof die Walen slechts een kat in een zak zouden kopen. Niettemin komen enkele Waalse vragen, voor zover ze gisteren bekend raakten, verrassend overeen – als dat al verrassend kan zijn – met de reserves die het Duitse Grondwettelijke Hof eerder deze maand over Ceta formuleerde.
Ondertussen kunnen uit het Belgische Ceta-avontuur al enkele lessen worden getrokken. De eerste les moet zijn dat de marges van de binnenlandse discussie wel heel eng zijn geworden: ze overstijgen nauwelijks nog de gemeenplaats. Geen probleem kan opduiken of het verzinkt in de default-modus van de communautaire polemiek, al is die meestal erg naast de kwestie. De Leuvense rector Rik Torfs toonde zich van zijn kleingelovigste kant toen hij openlijk begon te twijfelen of België nog wel ‘een toekomst’ heeft – good luck dan als er nog eens een Europese, en dus een op nog veel meer diverse visies steunende consensus te zoeken valt.
Ook de globalisering is geen voldongen feit, maar wel het gevolg van een politieke keuze
Maar allicht is het communautaire cliché ook niet meer dan een discursieve terugvalpositie bij gebrek aan beter – het was niet mogelijk om het Waalse tegenwringen te blijven verklaren als PS-opportunisme of als een gebrek aan dankbaarheid tegenover de Canadezen die ons land in 1944 mee hadden bevrijd. Want waarover viel er anders te discussiëren, nu blijkt dat tot voor kort amper iemand wat afwist over Ceta, al is het al negen jaar hangende? De media berichtten er weinig over, de Europese technocratie behandelde het als een zoveelste voldongen feit waarmee de lidstaten slechts in te stemmen hebben, en een politiek debat is er nooit over gevoerd, behalve dan – al anderhalf jaar – in de parlementen van Frans- en Duitstalig België. Tot de heisa uitbrak, beperkte het Vlaams Parlement zich, begin juli, tot het wegstemmen van een resolutie over Ceta. Maar toegegeven, het voorstel kwam dan ook van de socialistische oppositie.
Anders dan in Franstalig België, getuigt de Vlaamse meerderheid wel van een groot vertrouwen (of is het lijdzaamheid?) tegenover de feiten zoals ze zijn. En misschien vergist ze zich daarin, nu Ceta ook iets leert over de aard van de globalisering – want dat is de bredere context van Ceta of het analoge, nog niet afgewerkte TTIP tussen de EU en de VS. De globalisering blijkt nu toch minder een onwrikbare of slechts blind te accepteren natuurwet te zijn, dan wel de uitdrukking van een politieke wil. Politici hebben er, als ze dat willen, meer over te zeggen dan ze vaak denken.
The Financial Times wees er dinsdag op hoe lastig het is geworden om nog grote internationale handelsverdragen te sluiten. Het directe voordeel ervan, zoals lagere prijzen voor de consument, blijkt immers almaar geringer te worden omdat nu al amper hoge invoerrechten of andere handelsbelemmeringen bestaan. En die afspraken worden vooral gehinderd door de ballast aan regelgeving (letterlijk: a great deal of largely extraneous regulatory baggage) die ze onder druk van de multinationals meeslepen: intellectuele eigendomsrechten, die producten in de regel eerder duurder dan goedkoper maken, en garanties voor investeringen via aparte arbitragesystemen.
Dat die laatste wel degelijk de democratische soevereiniteit kunnen aantasten, is een zorg die zowel de zakenkrant, het Duitse Constitutionele Hof als de Waalse minister-president Paul Magnette ernstiger lijken te nemen dan bijvoorbeeld Geert Bourgeois. Om ook in internationale afspraken de primauteit van de politiek te handhaven, volstaat het nochtans om dat te willen.

samedi 15 octobre 2016

Affichette

Apposée sur le mur d'une caserne de légionnaires
 

"L'alcool tue mais le légionnaire ne craint pas la mort."

mercredi 12 octobre 2016

Heidegger, suite, pleine de sagesse et d'intelligence

Pourquoi je ne participe pas au colloque sur "Heidegger et 'les juifs'"

Grand spécialiste du philosophe allemand, Hadrien France-Lanord a décliné l’invitation des organisateurs du colloque qui se tient à la BNF du 22 au 25 janvier. Il s’en explique pour BibliObs.

 
Hadrien France-Lanord est l’un des grands spécialistes français d’Heidegger. Il y a un an et demi, il avait codirigé le «Dictionnaire Martin Heidegger» paru au Cerf, où il avait notamment écrit l’article «antisémitisme». Celui-ci commençait par ces mots: «Il n’y a, dans toute l’œuvre d’Heidegger publiée à ce jour (84 volumes sur 102), pas une seule phrase antisémite.» C’était quelques semaines à peine avant l’annonce de la publication des trois premiers volumes des «Cahiers Noirs» par la maison d'édition allemande Klostermann. Dans ces notes privées, Heidegger, au moins à une dizaine de reprises, reprend les pires clichés antisémites. En France, où il continue de jouir d’une grande influence, cette publication a fait l’effet d’une bombe.
Ce jeudi 22 janvier 2015 s’est donc ouvert à la BnF un grand colloque destinée à en tirer les premiers enseignements. Peter Sloterdijk, Alain Finkielkraut, Bernard-Henri Lévy, Barbara Cassin ou encore le réalisateur Luc Dardenne font partie des intervenants qui prendront la parole jusqu’à dimanche soir. France-Lanord, lui, a décliné l’invitation. «Agitation publicitaire», «pépiement», «précipitation»: c’est sans mâcher ses mots qu’il explique son refus dans ce texte écrit pour BibliObs.
Pia Duvigneau

La philosophie contre l'agitation publicitaire

Par Hadrien France-Lanord,
professeur de philosophie
J’ai d’abord répondu favorablement à la chaleureuse invitation que m’a faite cet été Joseph Cohen, que je tiens à remercier pour sa grande amabilité à mon égard. Mais en découvrant le programme, j’ai compris que ce colloque n’échappait finalement pas au dispositif publicitaire de «l’affaire Heidegger» tel qu’il a été réactivé l’année dernière par Peter Trawny [l’universitaire allemand qui a supervisé la publication des «Carnets noirs», NDLR] dans un opuscule d’une affolante indigence philosophique. Pour ceux qui, comme moi, ont une connaissance de ses travaux antérieurs, la rupture est si brutale qu’on ne peut rester que très perplexe devant les intentions réelles d’un texte qui sent à ce point le fabriqué. En aucune façon, un tel livre ne peut servir de base à une véritable réflexion philosophique.
La seule base de travail philosophique possible, ce sont les 1240 pages des «Cahiers» parues à ce jour, dont Peter Trawny a exhibé plusieurs fragments de quelques lignes au moyen desquels il fabrique un système d’une fragilité telle qu’il s’effondre dès qu’on a pris connaissance des «Cahiers» dans leur intégralité. Une des remarques que je me suis faites en regardant le programme du colloque est la suivante: combien sont-ils, parmi les intervenants, ceux qui ont une connaissance de ces 1240 pages non traduites en français? Qui va effectivement parler de ces trois volumes, de tout ce qu’on y apprend de nouveau et de toutes les belles découvertes qu’on y fait?
À quoi il faut ajouter une autre remarque : ces «Cahiers», Heidegger a spécifié qu’ils devaient paraître à la fin de l’édition intégrale, parce qu’ils sont inintelligibles sans une connaissance des traités rédigés entre 1936 et 1945, dont six ont à ce jour été publiés en allemand ; il s’agit de plusieurs milliers de pages, parmi lesquelles seuls les «Apports à la philosophie» ont paru en français l’année dernière dans une traduction de François Fédier à la hauteur de ce qui est en jeu dans ce texte considérable.
Enfin : un tome des « Cahiers », couvrant rien de moins que les années 1942-1948 est paraître ces jours-ci – inutile de dire que personne ne peut l’avoir lu.
Dans ces conditions, je me permets de poser cette question : s’il doit s’agir d’un colloque de philosophie, sur quelle base commune sera-t-il possible de parler ensemble? N’y a-t-il pas ici une très dommageable précipitation? Nous parlons ici de textes philosophiques, non seulement très volumineux, mais d’une grande difficulté, qui demandent des mois et des années de travail et d’interrogation, dont une partie est encore inédite.
Avec « l’affaire Heidegger », l’agitation publicitaire est toujours inversement proportionnelle à la connaissance et à la méditation des textes. Dans son cadre surmédiatisé, il n’est guère possible de penser, il s’agit surtout d’afficher une position publique par rapport aux termes qui sont ceux de cette «affaire», termes dans lesquels je ne reconnais pas l’affaire de la pensée qui seule me concerne.
C’est la raison pour laquelle je me suis résigné à ne pas participer à ce colloque. Afin de pouvoir exercer mon travail d’ordre strictement philosophique, je crois qu’il est urgent de s’arracher à cette oppression de «l’actualité», au profit de la patience de l’étude et d’une herméneutique du dés-em-presse-ment.

sur la controverse Heidegger : nazi ou naïf ?

Au contraire de Victor Farias, Hugo Ott et Emmanuel Faye, François Fédier et Julian Young considèrent ainsi que Heidegger aurait « appelé, non à la soumission de l'Université à l'Etat, mais précisément l'inverse », et qu'il aurait « effectivement cherché à protéger ses étudiants de l'endoctrinement par les formes grossières de la propagande nazie »24. Young cite à l'appui le témoignage d'un étudiant de l'époque, Georg Picht :
« Comment Heidegger se figurait la Révolution, c’est ce qui s’est clarifié pour moi lors d’un événement mémorable. Il avait été prescrit que soit organisée chaque mois, en vue de l’éducation politique, une conférence à laquelle tous les étudiants seraient astreints d’assister. Aucune salle de l’université n’étant assez grande, c’est la Salle Saint-Paul qui fut louée à cet effet. Pour prononcer la première conférence, Heidegger, qui était à l’époque recteur, invita le beau-frère de ma mère, Viktor von Weizsäcker. Tous les gens étaient perplexes, car chacun savait pertinemment que Weizsäcker n’était pas un nazi. Mais la décision de Heidegger avait force de loi. L’étudiant qu’il avait désigné comme chef du département de philosophie se sentit en devoir d’ouvrir la cérémonie en tenant un discours programmatique sur la révolution national-socialiste. Heidegger ne tarda guère à donner des signes d’impatience, puis il s’écria d’une voix forte, que l’irritation fit se fausser : « Nous n’écouterons pas un mot de plus de ce verbiage ! » Complètement effondré, l’étudiant disparut de l’estrade, plus tard il dut résigner sa charge. Quant à Viktor von Weizsäcker, il prononça une conférence impeccable sur sa philosophie de la médecine, dans laquelle il ne fut pas une seule fois question de national-socialisme, mais bien plutôt de Sigmund Freud."25. »
Picht raconte ensuite que son oncle Weizsäcker lui aurait dit à propos de l'engagement politique de Heidegger :
« Je suis quasiment sûr qu'il s'agit d'un malentendu. Cela arrive bien souvent dans l'histoire de la philosophie. Mais Heidegger a une longueur d'avance : il perçoit quelque chose qui est en train de se produire et dont les autres n'ont aucune idée. »
Heidegger se serait ainsi trompé par orgueil, surestimant jusqu'à la caricature l'intérêt de la philosophie (de sa philosophie) pour le mouvement politique qui s'empare de l'Allemagne et qui n'a rien de philosophique ni rien qui permette une renaissance de la vie de l'esprit et de la civilisation. Il ne voit pas le danger que d'autres déjà dénonçaient, mais une fois encore, les communistes (et sociaux-démocrates) et les Juifs sont seuls, ennemis, persécutés26.
(...)

Témoignages d'étudiants

Parmi ces témoignages nous avons celui de Walter Biemel, élève de Heidegger de 1942 à 1944, et spécialiste de son œuvre, et qui a écrit notamment Le concept de monde chez Heidegger (Vrin, Paris, 1950) qui fait toujours autorité. Voici le témoignage de l’auditeur que fut Biemel des cours tenus au cœur de la période nazie :
« Pour la première fois, il me fut donné d’entendre de la bouche d’un professeur d’université, une violente critique contre le régime qu’il qualifiait de criminel52. »
« Il n’y a pas un cours, un séminaire où j’ai entendu une critique aussi claire du nazisme qu’auprès de Heidegger. Il était d’ailleurs le seul professeur qui ne commençât pas son cours par le "Heil Hitler!" réglementaire. À plus forte raison, dans les conversations privées, il faisait une si dure critique des nazis que je me rendais compte à quel point il était lucide sur son erreur de 193353. »
Témoignage de Siegfried Bröse, fonctionnaire social-démocrate destitué par les nazis et devenu assistant de Heidegger dans les années trente :
« Les cours de Heidegger étaient fréquentés non seulement par des étudiants, mais aussi par des gens exerçant depuis longtemps déjà une profession, ou même par des retraités ; chaque fois que j’ai eu l’occasion de parler avec ces gens, ce qui revenait sans cesse, c’était l’admiration pour le courage avec lequel Heidegger, du haut de sa position philosophique et dans la rigueur de sa démarche, attaquait le national socialisme. Je sais également que les cours de Heidegger, précisément pour cette raison – sa rupture ouverte n’était pas demeurée ignorée des nazis – étaient surveillés politiquement54. »
Témoignage de Hermine Rohner, étudiante de 1940 à 1943 :
« Lui ne craignait pas, fût-ce dans ses cours aux étudiants de toutes les facultés (où le nombre des auditeurs était tel qu’on ne pouvait pas compter qu’ils fussent tous “ses” élèves), de critiquer le national-socialisme d’une manière si ouverte et avec le tranchant si caractéristique qu’offre sa manière de choisir en toute concision ses termes, qu’il m’arrivait d’en être effrayée au point de rentrer la tête dans les épaules (…) En tout cas, la manière courageuse dont Heidegger s’est singularisé pendant les dernières années du IIIe Reich doit assurément compter dans la balance, car elle pèse lourd, bien plus lourd que ne peuvent se le représenter des auteurs nés après la guerre55. »
Témoignage de Georg Picht :
« Je ne fus pas surpris lorsqu’un jeune homme vint me trouver et me dit : “Ne m’interrogez pas sur mes sources d’information. Vous mettez votre personne en grand danger si on vous voit aussi souvent avec M. le Professeur Heidegger.”56 »
 https://fr.wikipedia.org/wiki/Heidegger_et_le_nazisme

Bref, on nous gave grave (merci à Alain Rémond pour le jeu de mots)

lundi 10 octobre 2016

fm Herodote : le vide spirituel de l'Europe après Vatican II

Vatican II, 50 ans après
Devant quelques centaines d'évêques et des milliers de fidèles, le pape Benoît XVI a célébré le 11 octobre 2012 le cinquantenaire du concile. Non sans une pointe d'amertume. « Les dernières décennies ont connu une désertification spirituelle. Ce que pouvait signifier une vie, un monde sans Dieu, au temps du concile, on pouvait déjà le percevoir à travers certaines pages tragiques de l'histoire, mais aujourd'hui nous le voyons malheureusement tous les jours autour de nous. C'est le vide qui s'est propagé », a estimé le pape.
Le président du conseil pontifical pour la nouvelle évangélisation, Rino Fisichella, en a appelé à une « analyse lucide » : « Nous apparaissons fatigués, incapables de proposer l'Évangile, faibles dans notre conviction de la Vérité qui sauve, nous avons perdu la crédibilité. Nos communautés, répétant des formules obsolètes, ne communiquent pas la joie. La nostalgie pour les temps passés ou l'utopie des rêves ne servent pas; » (d'après Le Monde, 13 octobre 2012).

Liberté de la presse : nihil novi sub sole (fm Herodote)

Mais cette liberté pratiquement totale provoque des excès qui enflamment la vie politique. Le 22 juillet 1894, Zola écrit dans les Annales politiques et littéraires :
« Mon inquiétude unique devant le journalisme actuel c'est l'état de surexcitation nerveuse dans lequel il tient la Nation. Un peuple y perd son calme… et l'on arrive à se demander si dans des circonstances véritablement décisives nous retrouverions le sang-froid nécessaire aux grands actes. »



https://www.herodote.net/L_age_d_or_de_la_presse-synthese-2158.php