mardi 27 mars 2018

DS 20180327 Cambridge Analytics klokkenluider - Interview Christopher Wylie

Christopher Wylie: ‘Ik zal nooit meer anoniem kunnen zijn.’ afp

‘Sociale media zijn nutsbedrijven’ (en daarom zijn regels nodig)


Als jonge twintiger werd Christopher Wylie directeur onderzoek bij het big data-bedrijf Cambridge Analytica. Het was een leuke plek, tot Trumps campagneleden erbij kwamen. ‘Of we remmen technologische vooruitgang, of we verkwanselen de democratie.’
Londen Nu klokkenluider Christopher Wylie na onthullingen in The Guardian naar buiten treedt over zijn voormalige werkgever Cambridge Analytica, heeft de Canadees het razend druk. Vandaag legt hij een getuigenis af in het Britse Lagerhuis. ‘Het is ongemakkelijk. Iedereen weet alles van mij. Emotioneel is dat zwaar. Ik zal nooit meer anoniem kunnen zijn, al verf ik mijn haar blauw (het is nu roze, red.).
Zijn aantijgingen gaan als een lopend vuurtje de wereld over. In de kern beschuldigt hij Cambridge Analytica en het moederbedrijf SCL ervan wereldwijd op slinkse en ook onrechtmatige wijze verkiezingen te hebben beïnvloed, vaak met gebruik van big data, verkregen via achterdeuren van sociale media. In ontwikkelingslanden, maar ook in de VS en het Verenigd Koninkrijk.
In het Verenigd Koninkrijk speelde het bedrijf een dubieuze rol in het Brexit-referendum. In de Verenigde Staten verkreeg Cambridge Analytica in 2014 informatie over 50 miljoen Facebook-gebruikers en gebruikte het de profielen om de ‘alt-right’-beweging te stuwen.
‘Het is bijna onmogelijk zonder internet, zonder sociaal platform te bestaan. Je kunt niet afstuderen als je niet googelt’
‘Ik ben in juni 2013 aangetreden bij Cambridge Analytica als directeur onderzoek, toen het bedrijf net aan het opbouwen was’, zegt Wylie, een boomlange, magere twintiger in een oranje trui. ‘Ik voel mij medeverantwoordelijk. Ik kan niet rechtzetten wat Cambridge Analytica deed, maar ik kan de wereld wel informeren hoe het bedrijf te werk ging.’

Bent u opgestapt omdat u spijt had?

‘Nee. Er was geen moment van morele openbaring. Ik had het op een gegeven moment gewoon gehad. Mijn grote fout is dat ik mij heb laten leiden door mijn eigen nieuwsgierigheid. Ik had een miljoenenbudget en kon onderzoeken wat ik wilde. Ik raakte gewend aan de bedrijfscultuur. Dat is het niet goedpraten, maar zo is het wel. En opeens bam: we hadden een soort commerciële versie van de NSA ontwikkeld.’
Modern kolonialisme

Wat zijn de misstanden?

‘Cambridge Analytica kocht politici om, verleidde opponenten seks te hebben met prostituees om beelden als “kompromat” te gebruiken. Dit is een bedrijf dat een gigantische database heeft verzameld van persoonsgegevens, een deel daarvan is onrechtmatig verkregen. Moederbedrijf SCL beïnvloedde verkiezingen in ontwikkelingslanden, met kwetsbare democratische instellingen. Zo ziet modern kolonialisme er uit. SCL heeft meer geld verdiend met projecten na de verkiezingen door de regering van een land met natuurlijke grondstoffen in de greep te hebben.’

Noem eens een voorbeeld?

‘Cambridge Analytica kocht politici om en verleidde opponenten om seks te hebben met prostituees, om compromitterende  beelden te gebruiken’
‘Zonder de aanwezigheid van mijn advocaat kan ik geen details geven.’

Het is al lang bekend dat technologiebedrijven gebruikersgegevens verhandelen. Waarom is dit bijzonder?’

‘Google en Facebook proberen niet bewust gebruikers te misleiden. Vergeet ook niet dat Cambridge Analytica voor het Amerikaanse, Canadese en Britse ministerie van Defensie heeft gewerkt. De NSA en GCHQ (Amerikaanse en Britse elektronische inlichtingendiensten, red.) mogen geen gegevens verzamelen van eigen burgers, private bedrijven wel. Het gebrek aan een scheidslijn vind ik problematisch in een democratie.’

Edward Snowden onthulde toch ook dat de NSA gegevens van Facebook en Google gebruikte?

‘Het belangrijke onderscheid met de zaak-Snowden is dat deze gegevens zijn gebruikt in verkiezingen, in het Brexitreferendum. Het grootste verschil is ook dat de NSA en GCHQ niet werken voor politieke partijen. De NSA werkt niet voor de Republikeinen, Cambridge Analytica wel.’

Waarom ging u – progressief, veganistisch, homo – voor een bedrijf werken met nauwe banden met Donald Trump?

‘Toen ik door topman Alexander Nix werd aangenomen bij SCL, waren Steve Bannon (Trumps campagnestrateeg, red.) en Robert Mercer (een belangrijke donor, red.) er nog niet bij. Het was een leuk bedrijf, met eigenzinnige mensen. Ik vond het cool om in Afrika en het Midden-Oosten te werken.’

Sloeg de sfeer om toen hedgefondsmiljardair Robert Mercer Cambridge Analytica opzette als dochterbedrijf?

‘Toen kwam ook Steve Bannon mee als commissaris. De vrijheid die ik had, werd beperkt. De sfeer werd giftig. We moesten opeens onderzoek doen voor wat we nu “alt-right” noemen. Ze voerden de druk op om alle intellectuele eigendommen van mijn vondsten op naam van het bedrijf te zetten. Dat weigerde ik. Ze werden agressiever. Ik besloot eind 2014 te vertrekken.’

Uiteindelijk heeft u dus maar anderhalf jaar daar gewerkt.

‘Ja. Wel in de cruciale oprichtingsfase. Ik weet ook alles over hoe de campagne voor het Brexitreferendum in het Verenigd Koninkrijk verliep in 2016, omdat ik daar goede contacten had en een aantal betrokken bedrijven had opgezet. Ik werkte echter vooral met de Verenigde Staten.’

Wat deed u in de Verenigde Staten?

‘Verhaallijnen creëren zodat mensen op alt-right stemden. Veel werk was niet in opdracht van specifieke klanten. Eigenaar Robert Mercer is een miljardair. Geld verdienen met Cambridge Analytica was voor hem onbelangrijk. Voor Mercer was het een handig middel om politieke doelen te stimuleren. Het voordeel van eigenaar zijn, is dat investeringen niet onder de regels voor partijdonaties vallen.’

Hoe begint u zo’n verhaallijn?

‘Het begint met interviews met een focusgroep. Ik sprak twaalf mensen en hoorde hen uit. Daarna testte ik kwantitatief welke genoemde thema’s breder leven. Ik kreeg door dat er Amerikanen waren die een diepe angst voor de deep state hadden. Zij geloofden dat president Obama met troepen aan de grens van de staat stond, klaar om vuurwapens af te pakken en met geweld een derde termijn af te dwingen. Batshit crazy stuff.’

Hoe bereikte u dat die theorieën gingen leven?

‘De truc is om blogs en websites te beheren die ogen als nieuws met een soortgelijke boodschap. Die sites werden onder de aandacht gebracht van mensen die op basis van psychologische analyse van hun sociale media-profielen vatbaar bleken voor de boodschap. En dan kijken ze naar CNN of andere mainstream media en daar horen ze er niks over. Dan zeggen ze: Ah! CNN is ook onderdeel van het complot.’

Cambridge Analytica is opgericht in 2013 om alt-right op te bouwen?

‘Ja. Bannon gelooft dat als je politiek wilt scoren, je eerst de cultuuroorlog moet winnen. Het probleem was dat Breitbart, zijn platform, te veel een nichepubliek trok. Kijk, een alt-right-beweging ga je niet in San Francisco ontketenen. Wat Bannon wilde doen, was kiezers in South Carolina laten opschuiven van doorsnee Republikeinse stemmers die lagere belastingen willen, tot kiezers die denken dat Obama een invasie met een geheim leger voorbereidt. Het is belangrijk om de boodschap over te brengen, niet alleen tijdens de presidentsverkiezingen, maar ook tijdens de voorverkiezingen, verkiezingen op staatniveau en de voorverkiezingen daarvan.’

Zou in het Verenigd Koninkrijk de Brexit hebben plaatsgevonden zonder Cambridge Analytica?

‘Absoluut niet. De twee campagneteams die voor de Brexit pleitten, werden ondersteund door twee databedrijven, Cambridge Analytica en AggregateIQ. Op papier zijn zij gescheiden, maar in de praktijk is er geen project waar AggregateIQ zelfstandig werkt. Door formeel apart campagne te voeren, kon er een miljoen pond extra worden uitgegeven, zonder de bestedingsregels te overtreden. Door mijn informatie onderzoekt de kiescommissie nu of dat wel gebeurd is. In ieder geval is dat veel extra geld in een referendum dat met slechts 2 procent verschil beslecht is.’

Hoeveel kost het om een stemmer te targetten?

‘Een penny. Minder. Het extra geld zal miljarden extra impressies hebben opgeleverd, dat is hoe vaak een advertentie bekeken wordt. Als je dan bedenkt dat je heel gericht mensen opzoekt, kan dat het verschil hebben gemaakt in het referendum.’

Lance Armstrong

Dus er is geen absolute zekerheid.
‘Nee. Maar vals spelen is vals spelen. Lance Armstrong had misschien de Tour ook gewonnen zonder doping. Toch is hij zijn prijzen kwijt. Het gaat om de integriteit. Het is fundamenteel voor een democratie dat er vertrouwen is.’

Is big data een bedreiging?

‘Er zijn fantastische dingen die wij kunnen doen met data. Wat deze affaire heeft blootgelegd, is de tekortkoming van onze maatschappij: wij hebben niet genoeg nagedacht over de grenzen. Dit zijn de nieuwe nutsbedrijven. Het is onmogelijk om zonder stromend water, zonder elektriciteit te leven. Het is bijna onmogelijk om zonder internet, zonder sociaal platform te bestaan. Je kunt niet afstuderen als je niet googelt. Je kunt niet solliciteren zonder LinkedIn. Deze platforms worden alleen maar belangrijker. Net als bij nutsbedrijven moet de overheid betere regels opstellen om te zorgen dat ze een publiek doel dienen.’
Wat blijft er in de toekomst nog over van onze democratie als verkiezingen via internet beïnvloed worden?
‘Je kan een functionerende democratie hebben waar op sociale media campagne gevoerd wordt, als er een regulering is. Met algoritmes kan je zo nepnieuws aanpakken. Bewandelen wij deze middenweg niet, dan staan we voor een rigoureuze keuze: of we moeten er genoegen mee nemen dat wij technologische vooruitgang remmen door online ontwikkelingen te smoren. Of we verkwanselen onze democratie. Dat vind ik geen aantrekkelijke keuze.’

http://www.standaard.be/cnt/dmf20180326_03431769

lundi 26 mars 2018

LC 20180326 Une question de rédemption - par Metin Arditi

La chronique de Metin Arditi

Une question de rédemption


Le 27 juillet 2003, Bertrand Cantat, chanteur vedette du groupe Noir Désir, et l’actrice ­Marie Trintignant se trouvaient à Vilnius, en Lituanie. Au cours d’une dispute, Bertrand Cantat portait à sa compagne dix-neuf coups, dont quatre au visage. Tombée dans un coma profond, Marie Trintignant fut hospitalisée à Vilnius, puis transportée en France, où elle devait décéder le 1er août. Bertrand Cantat a été condamné par un tribunal lituanien à huit ans d’emprisonnement. Il purgea une année de sa peine en Lituanie, puis trois autres en France. Il fut ensuite libéré en conditionnelle pour bonne conduite. À sa sortie de prison, le couple qu’il formait avec Krisztina Rady avant sa liaison avec Marie Trintignant se reforma. En janvier 2010, Krisztina Rady se suicidait. En octobre, Bertrand Cantat remontait sur scène.

Voilà que sept ans plus tard, sa carrière explose en plein vol. Un article dans le magazine Les Inrocks, en octobre 2017, n’y est pas pour rien. Bertrand Cantat a sa photo en couverture. Il vient de sortir un nouvel album, intitulé Amor Fati, selon l’expression nietzschéenne. « L’amour du destin. » On peut voir ça comme ça.… Intitulé Cantat en son nom, l’article fait sept pages. Dire qu’il est bienveillant ne serait pas contraire à la vérité. À sa lecture, la secrétaire d’État chargée de l’égalité entre les femmes et les hommes, Marlène Schiappa, écrira sur Twitter : « Au nom de quoi devons-nous supporter la promo de celui qui a assassiné Marie Trintignant à coups de poing ? » L’article parle de « rédemption », Cantat ayant, « pour ses actes, été jugé, condamné, incarcéré. Il a ensuite été libéré, peine purgée ».

Depuis, les polémiques, les échauffourées et les annulations de concert se succèdent. Bertrand Cantat a pris l’initiative de biffer ce qui reste de sa tournée. Françoise Nyssen, la ministre de la culture, défend le chanteur, qui, dit-elle, « a le droit de vivre sa vie, il a payé ». Comment ne pas être d’accord ? La justice des hommes a passé. Comment, aussi, ne pas ressentir un profond malaise – non pas à l’idée qu’un homme qui a purgé sa peine vive sa vie, pansant ses blessures comme il le peut – mais à l’idée qu’un homme condamné pour meurtre cherche à se faire applaudir, puisque tel est le propos de sa profession ? Il y a eu punition, c’est vrai. Incarcération, oui. Mais rédemption ? L’affirmer me paraîtrait audacieux.

La situation de Bertrand Cantat me rappelle – avec les réserves d’usage, les actes étaient autrement moins graves – l’affaire Profumo. En 1961, le baron John Profumo, brillant secrétaire d’État à la guerre du gouvernement Macmillan, pas encore la cinquantaine et portant beau, entretient une relation extraconjugale avec un mannequin de 19 ans, Christine Keeler. La jeune femme est aussi la maîtresse de Yevgeny Ivanov, attaché naval à l’ambassade d’URSS à Londres. La liaison de Profumo est découverte. Le scandale est immense. L’affaire fait la une de la presse. À sa notoriété de secrétaire d’État, Profumo ajoute celle d’homme du grand monde. Sa femme n’est autre que Valerie Hobson, l’une des plus célèbres actrices de son temps.

Profumo soutint n’avoir livré aucun secret, et rien ne vint le contredire. Ses seules fautes auront été d’agir sans le moindre discernement, de mettre dans l’embarras son gouvernement et de plonger sa femme dans le désarroi. On l’admettra, c’était quand même moins grave que d’ôter une vie. Il ne fut condamné à aucune peine.

Et pourtant… Il démissionna de tous ses mandats et proposa ses services à Toynbee Hall, une institution caritative pour sans-abri, située dans l’East End, un quartier misérable, où il resta durant quarante années. Il y remplira les tâches les plus humbles, à commencer par celle de laver la vaisselle. Au fil des ans, il gagnera en responsabilité et en autorité. Il sera nommé directeur général de l’institution, puis son président, usant de son savoir-faire pour récolter des fonds et adoucir la vie des démunis de Toynbee Hall. Il créera des liens réguliers entre son institution et Grendon Psychiatric Prison. La reine Elizabeth lui rendra visite, le saluera, et le nommera à l’ordre de l’Empire britannique. Margaret Thatcher dira de lui qu’il est un héros national. À un vieil ami qui lui demandait ce que ses quarante années à Toynbee Hall lui avaient appris, il répondit, après un long silence : « L’humilité. Mais s’il te plaît, ne me cite pas. » Son épouse, Valerie Hobson, restera à ses côtés jusqu’à son décès, en 1998. Profumo mourra en 2006, à l’âge de 91 ans. L’un des bâtiments de Toynbee Hall porte désormais le nom de Profumo House.

Pour ma part, je trouverais intéressant que quelques concerts rock soient proposés dans les prisons françaises, cet été.

samedi 24 mars 2018

Tableaux Delvaux



‘Het Frans moet opnieuw de gedaante krijgen van een open en modern levend organisme.’ reuters

Zoals Vlamingen het Nederlands uit Amsterdam kregen opgelegd, moesten Franstalige Belgen het Frans van Parijs volgen. Dat Frankrijk nu eindelijk andere accenten lijkt te willen omarmen, kan Béatrice Delvaux alleen maar tevreden stemmen.

Sacré français!


‘Het Frans moet opnieuw de gedaante krijgen van een open en modern levend organisme.’ Reuters

Het Frans bevrijden van … Frankrijk. Het voorstel dat president Emmanuel Macron dinsdag deed in zijn plechtige toespraak voor de Académie Française kwam daarop neer (DS 20 maart). ‘De francofonie is een gemeenschap waar Frankrijk slechts één deel van uitmaakt. We moeten beseffen dat we het lot van het Frans niet in ons eentje bepalen’, beklemtoonde het staatshoofd, toen hij de met de Prix Goncourt bekroonde schrijfster Leila Slimani aanstelde als zijn persoonlijke vertegenwoordigster voor een ‘hernieuwde, anders opgevatte’ francofonie. Waarna de jonge vrouw de nadruk legde op ‘de aparte stemmen en talrijke accenten’ die in de Franstalige wereld te horen zijn.

Ze had het niet beter kunnen zeggen. Want hoewel het Frans zich al tientallen jaren heeft vrijgevochten van Frankrijk, en dit misschien tot spijt van de president, die lessen Frans kreeg van zijn echtgenote Brigitte, gebeurde dat in vele gevallen uit verzet tegen de vaak te ‘koloniale’ aanpak van hen die vonden dat zij als enigen over hun taal konden beschikken.

Die taalkundige navelstaarderij is in grote mate te wijten aan een gevoel van culturele superioriteit, aan het Franse idee over wat hoort of wat niet, aan het misplaatste geloof in een politieke of economische heerschappij. Koloniaal? Gaël Faye, de uit Burundi afkomstige auteur en zanger die voor zijn roman Klein land bekroond werd met de Prix Goncourt des Lycéens, bedoelde exact hetzelfde toen hij zei dat het woord ‘francofoon’ hem deed denken aan de portretten waarop Franse en Afrikaanse presidenten samen afgebeeld stonden.

Hugo Claus gaf de zuidelijke Belgen het voorbeeld en de moed om voor zichzelf op te komen, een eigen toon aan te wenden, eigen verhalen te vertellen

Het Frans boert achteruit, mensen halen er de neus voor op, alsof het niet meer in de moderne samenleving thuishoort. De taal lijdt aan alle kwalen waaraan traditionalistische leiders jarenlang hun land hadden blootgesteld: meerwaardigheidsgevoelens, moeizame integratie van diversiteit en mengvormen, protectionisme, afscherming tegen invloeden van buitenaf en ongeloof dat anderen je iets kunnen leren. Wat uiteindelijk Fransen heeft opgeleverd die erg weinig andere talen spreken, dat vaak erg slecht doen en vrijwel nooit zonder Frans accent.

Voorwerp van spot


Ik ben geen Burundese, ik kom niet uit een Franse kolonie en toch leef ik zoals alle Franstalige Belgen al sinds mijn kindertijd in een toestand van vrijwillige, idolate en verliefde onderwerping aan een soort Frans taalkundig dictaat. Want het Frans dat we in België spraken, was duidelijk niet het ‘goede’ Frans. En als we als auteur erkend, geaccepteerd, aanvaard en gepubliceerd wilden worden, moesten we ons op de Parijse maatstaven richten.

Te beginnen met het accent, zo lang een voorwerp van spot – zo dacht de komiek Coluche dat alle Franstalige Belgen een Brussels accent hadden, of dat van een Vlaming die Frans praat. Daarna kwamen onze getallen, die we uit beleefdheid, gêne of onderdanigheid nog steeds niet durven te gebruiken in een gesprek met de Franse buurman naar wie we zo opkijken. We zeggen dus soixante-dix en niet septante; quatre-vingt-dix en niet nonante. Terwijl wij eigenlijk de juiste keuze hebben gemaakt, die van de logica. En ach, wat fijn als gelijken te kunnen praten met Zwitsers, Zwitsers die het lef hebben aan huitante vast te houden, terwijl wij hebben gecapituleerd en van de Fransen het quatre-vingt hebben overgenomen, ook in het Frans van België.

Ten slotte waren de uitdrukkingen aan de beurt. Ach, de ‘Franse taalweken’ uit het lager onderwijs, expres georganiseerd om ons ‘foute’ taalgebruik te corrigeren. Net voor het tv-journaal zond de RTBF een speciale reeks uit, waarvan de inhoud ons trouw door de juf werd overgebracht. Het befaamde Zeg niet, maar zeg. Bijvoorbeeld? Zeg niet je vais à la toilette (belgicisme), maar zeg je vais aux toilettes (goed Frans). Zeg niet clinche (belgicisme voor klink), maar zeg clenche (goed Frans). Zeg niet op de deur toquer, maar zeg frapper. Die doorgedreven taalzuiveringsoefeningen hebben zo’n stempel gedrukt dat ik de collega die à la toilette gaat heel vulgair vind, en als hij een clinche vasthoudt, is hij zonder meer een pummel.

In het spoor van Claus


Vorige maandag in Bozar vertelde Jean-Luc Outers, een met de Prix Rossel bekroonde Belgische auteur die door het Franse Gallimard wordt uitgegeven, dat zijn Parijse correctoren elke uitdrukking waar een Belgisch geurtje aan zat onverbiddelijk uit het manuscript keilden. Zijn ‘collega’, de in België geboren, maar in Frankrijk opgegroeide Caroline Lamarche, verklapte de naam van haar ‘bevrijder’: de man die haar vrede liet hebben met een Belgisch-Frans oeuvre was niemand minder dan Hugo Claus, een Vlaming nog wel. Er was inderdaad een luidruchtige beeldenstormer als hij nodig geweest om zowel de paapse burgerij uit het noorden van het land te provoceren als de Parijse intelligentsia. Zijn passage bij Bernard Pivot tijdens de heilige literaire uitzending Apostrophes geldt als een trigger die de zuidelijke Belgen de moed gaf om voor zichzelf op te komen, een eigen toon aan te wenden, eigen verhalen te vertellen.

‘Toen ik nog op zoek was naar mijn eigen schrijversstem, was het inderdaad de stem van Claus – zijn welbespraaktheid, zijn barsheid, zijn visionaire zegging – die me toegang gaf, nee, niet tot de mogelijkheid van een eiland – dat van het beschaafde, heldere Frans – maar tot een grillige, bewegende archipel, een tegelijkertijd lyrisch en rauw, goedlachs en hartverscheurend grondgebied (…) Ik ontdekte ook dat je de vrijheid mocht nemen om het in eenzelfde boek te hebben over de laatste ogenblikken van een sprekende stier, over een teder erotisch avontuurtje of over het harde bestaan van Vlaamse arbeiders in een Noord-Franse suikerfabriek. Mijn eerste verzameling korte verhalen, die van al die invloeden was doordrongen, werd door een Franse uitgever geweigerd vanwege “te eclectisch” – een clausiaanse eigenschap – en werd aanvankelijk in Zwitserland gepubliceerd. Dat allemaal om aan te geven dat het lang heeft geduurd voor ik besefte dat het verdriet van België ook het verdriet is van de Franstalige schrijvers, die voortdurend schipbreuk lijden in de Bermudadriehoek van het culturele misverstand tussen Parijs en Franstalig België, wat ons reduceert tot mensen met een “zwakke identiteit”, dixit Jean-Luc Outers.’

Caroline Lamarche vervolgt: ‘Voordat ik Het verdriet van België herlas, werd ik vooral geïmponeerd door “soberheid” (een ziekte), of door “helderheid” (nog zo’n lelijk woord). Toen ik het boek tot in zijn kleinste krullen, versieringen en spiralen uitploos, had ik het gevoel dat mijn baseline ontwricht werd. Ik moest met andere woorden afstand nemen van de Franse zienswijze, die een veto stelt tegen extatische heilige vrouwen, jurken met ondeugende plooien, wulpse blote benen, hoofden waaruit vlammen opstijgen, schaamhaar, welig vlees, alles wat huilt en schreeuwt of giert van het lachen zoals ik deed op elke bladzijde van deze mateloze roman.’

Schat


Emmanuel Macron kondigde dinsdag aan dat hij over de hele wereld jaarlijks tien Alliances françaises wil openen, dat hij van plan is in de geboortestad van Alexandre Dumas een Franstalig cultuurcentrum op te richten, dat hij een staten-generaal van de Franse uitgevers wil organiseren, zijn landgenoten wil aanmoedigen om behalve hun moedertaal twee extra talen te leren en dat hij het opneemt voor een Frans dat ‘nuttig, efficiënt, niet dominant is en de creativiteit stimuleert’. Hij heeft gelijk: het Frans is een schat, die opnieuw de gedaante moet krijgen van een open en modern levend organisme. Of dat makkelijk zal zijn? De Franse president aura dur (belgicisme), waarmee ik bedoel dat ce sera difficile (in goed Frans).

DS Marylin Monroe ou la soif de lire - tragique malentendu

‘Marilyn Monroe reads Joyce’s Ulysses at the playground’

(1955)

Elke zaterdag toont iemand ons zijn favoriete beeld: het werk dat altijd opnieuw beroert, troost of inspireert. Vandaag: Ruth Joos
Eve Arnold / Magnum Photos

‘Miljoenen mensen tikten in Google al de zoekterm “Marilyn Monroe reading” in. Deze foto, genomen door de eerste vrouwelijke Magnum-fotografe Eve Arnold, zoek ik vaak opnieuw op. Gewoon om er een tijdje naar te kijken. Het is niet alleen een fantastische foto – het lijnenspel van dat speeltuig, de strepen op haar badpak, die boompjes in de achtergrond – er zit ook zoveel áchter dat beeld. Zoals dat in het geval van Marilyn Monroe alleen maar in het kwadraat kan. Het is de tragiek van iemand die door iedereen werd gezien als een blonde sekspop, maar zo graag wilde tonen dat ze meer was dan dat. En daar maar niet in slaagde.’

‘Hoe ze daar zit, die houding, raakt me ook. Ook omdat het herkenbaar is. Ik heb ook weleens last van een leespols. Zo’n boek als Ulysses van James Joyce is een erg zwaar boek. Letterlijk. De manier waarop ze dat vasthoudt, ondersteunend, zo lees ik ook soms. Zo lezen we allemaal soms. Monroe zit hier ondanks het knap gekapte haar en de gelakte nagels niet als glamourbabe, maar als doodgewoon lezend meisje.’

‘Ik las Ulysses nog niet omdat ik de drang nog niet voelde, maar lezen op zich is voor mij wel een noodzaak. Ik word ongelukkig wanneer ik het niet doe. Ik heb altijd wel een boek bij me. En lezen betekent voor mij niet per se begrijpen. Het gaat om het luisteren. Het soortelijk gewicht van woorden laten binnenkomen. Toen deze foto genomen werd, las Monroe de zinnen hardop. Omdat ze de woorden wilde horen klinken en ze zo wilde vatten. Of ze ze ook écht vatte, doet er niet toe. Soms zijn de klanken genoeg. Ik vind dat een heel legitieme manier van lezen.’

‘De foto straalt ook iets intiems uit. Uiteindelijk is kijken naar lezende mensen heel intiem. Zelf lees ik ook bijna nooit in het openbaar. Mensen, ik zelf ook hoor, hebben dan toch altijd de neiging om eens te kijken naar de kaft, naar wát je aan het lezen bent. Ik ben het liefst alleen met een boek. Dat Monroe zich hier door Arnold al lezend laat fotograferen: er spreekt een groot vertrouwen uit tussen de twee. Een intimiteit.’

‘Voor mij gaat deze foto over tekorten. Kijk naar die afbladerende verf op dat speeltuig. En dan die jonge vrouw die erop zit, in haar badpak, met een boek. Een kind, een gekwetst kind, in een speeltuin. Een jonge vrouw die zich al vroeg een pseudoniem aanmat, die iemand werd voor een publiek maar veel meer was dan dat alleen. Die serieus genomen wilde worden als vrouw. Die zich wilde ontdoen van het zwarte beest dat roem kan zijn. De tevergeefsheid van het proberen ontkomen aan een imago. Tragisch ontroerend.’

JOKE VAN CAESBROECK

http://www.standaard.be/cnt/dmf20180323_03426083

vendredi 23 mars 2018

DS 20180323 Hernando De Soto, eredoctor UGent

Het interview


Kristof Vadino (r)

HERNANDO DE SOTO, EREDOCTOR UNIVERSITEIT GENT

‘Mijn empathie gaat uit naar de kleine man’
Aan de kritiek op zijn eredoctoraat maakt hij niet veel woorden vuil. Liever heeft ontwikkelingseconoom Hernando de Soto het over Karl Marx (‘veel van geleerd’), Thomas Piketty (‘heeft het verkeerd voor’) en Xi Jinping (‘snapt waar het om gaat’).
bio


VAN ONZE REDACTEUR RUBEN MOOIJMAN

BRUSSELVolgens een groep kritische studenten en onderzoekers van de UGent is Hernando de Soto (76) de ‘econoom van de rampspoed’. Maar volgens professor Annelies Wylleman is zijn werk een ‘eyeopener voor juristen en economen’. Hoe het ook zij, het eredoctoraat dat de universiteit vandaag uitreikt aan de Peruaanse onderzoeker was op voorhand al voorwerp van controverse.

De Soto zelf ligt er niet wakker van – hij heeft wel voor hetere vuren gestaan. Hij vindt het belangrijker om via zijn Instituut voor Vrijheid en Democratie (ILD) de aandacht te vestigen op het lot van de armen in de wereld, en op het verbeteren van hun kansen. Het is het centrale thema in zijn werk: in veel ontwikkelingslanden hebben armen het moeilijker om hun bestaan te verbeteren dan rijken, omdat het justitiële stelsel van landeigendom, bedrijfsregistratie en grondstoffenlicenties in hun nadeel werkt. Daarom pleit hij ervoor om het systeem aan te passen zodat ook de armsten er toegang toe krijgen. In zijn vaderland Peru werden dergelijke maatregelen op zijn advies doorgevoerd, onder meer door boeren landrechten te geven.

Een groep studenten en onderzoekers aan de Gentse universiteit heeft geprotesteerd tegen uw eredoctoraat. Ze vinden dat uw oplossingen schadelijk kunnen zijn voor lokale gemeenschappen en de concentratie van landeigendom in de hand kunnen werken.
‘In het Spaans hebben we daar een mooie uitdrukking voor: el pecado de ignorancia, de zonde van de onwetendheid. (Pakt een grafiek) Kijk wat er in Peru gebeurd is. Na onze maatregelen om de armsten meer eigendomsrechten te geven, zijn er 340.000 nieuwe ondernemingen opgericht in drie jaar tijd. En de groei van de Peruaanse economie is duidelijk gestegen. Dus, met alle respect, de studenten weten niet waar ze het over hebben. Maar ik denk wel te weten wat er aan de basis van hun kritiek ligt. Eigendomsrechten is een woord dat veel emoties losmaakt. Het wordt geassocieerd met een rechts beleid, en daar hebben sommigen het moeilijk mee.’

Dat uw maatregelen geassocieerd worden met een rechts beleid, is dat terecht?
‘Piketty’s theorie over proletariërs en kapitalisten is gebaseerd op denkbeeldige figuren, zoals ze voorkwamen in de boeken van Charles Dickens en Victor Hugo’
‘Weet je, in Peru houden de inheemse volken zich niet bezig met de vraag of het beleid links of rechts is. Hun probleem is dat ze hogerop willen komen, maar dat ze daarbij niet beschermd worden door de wet. Het is niet left or right, maar up or down. Veel armen zijn al actief als handelaars en ondernemers. Maar ze functioneren in een informeel systeem. Als je het formele systeem voor hen toegankelijk maakt, dan bouw je voort op een liberaal systeem dat de norm is in open, westerse maatschappijen. Een communistische samenleving zie ik dat niet zo snel doen.’

Krijgt u vaak dit soort kritiek?
‘Eigenlijk niet. Men heeft mij wel al geprobeerd te treffen met bomaanslagen, maar dergelijke kritiek hoor ik niet zo vaak. Integendeel. Abimael Guzman, de leider van de terreurbeweging Lichtend Pad, schreef dat zijn beweging verslagen is door De Soto en het imperialisme van de yankees. Daarbij heeft hij mijn rol wel wat overdreven, en die van de Amerikanen ook. De mensen die tegen het Lichtend Pad streden, waren zeer talrijk.’

De afgelopen jaren kwam u in het nieuws met kritiek op het werk van Thomas Piketty. Kunt u daar iets meer over vertellen?
‘Piketty’s boek Kapitaal in de 21ste eeuw, waarvan er trouwens minder exemplaren verkocht zijn dan van het mijne, gaat niet over kapitaal. De titel is wat dat betreft misleidend. Het gaat over ongelijkheid. Maar zijn voorstellen zijn geen antwoord op de uitdagingen van deze wereld. Veel van de mensen die Piketty als proletariërs omschrijft, zijn in werkelijkheid ondernemers. Neem Mohamed Bouazizi, de Tunesiër die de Arabische Lente ontketende door zichzelf in brand te steken. Hij was een handelaar, een ondernemer die op het punt stond een bestelwagen te kopen. Hij was niet de enige die zich in brand stak, het waren er in totaal 64, van wie er 37 overleefden. Ik heb sommige van hen opgezocht, en wat bleek? Het waren stuk voor stuk kleine ondernemers. De Amerikaanse tv-zender PBS heeft er een documentaire over gemaakt (te bekijken op Youtube, red).’

‘Eigendomsrechten is een woord dat veel emoties losmaakt. Het wordt geassocieerd met een rechts beleid, en daar hebben sommigen het moeilijk mee’
‘Dus de tegenstelling is niet die tussen proletariërs en kapitalisten, zoals Piketty stelt, maar tussen rijken en armen. En ondernemers kunnen zowel rijk als arm zijn. Uit onderzoek in Egypte bleek dat twee derde van de inkomsten van de armen kwam uit meerwaarden op hun activa. ­Piketty’s theorie is gebaseerd op denkbeeldige figuren, zoals ze voorkwamen in de boeken van Charles Dickens en Victor Hugo.’

De Arabische Lente had volgens u vooral economische oorzaken. Hoe beoordeelt u de respons erop?
‘Die was verkeerd. Er is vooral militair ingegrepen, terwijl veel mensen een beter leven wilden. Men had beter de wet aangepast om het de armen makkelijker te maken hun ­bestaan te verbeteren. De overheden lieten daar een gat vallen dat ­Al-Qaeda en Islamitische Staat opvulden. Zij deden wel dergelijke beloften aan de armen, net zoals de Farc en het Lichtend Pad dat in ­Latijns-Amerika hebben gedaan. Die bewegingen zeggen dat ze opkomen voor de kleine man. Terwijl het Westen nu vooral de rijken steunt. ­Iemand die dat wel goed begrepen heeft, is de Chinese president Xi Jinping. Hij heeft een duidelijke boodschap voor de armste Chinezen: dankzij hem kunnen ze hun bestaan verbeteren.’

U noemt zichzelf geen academicus, maar een man van de praktijk. Is dat een bewuste keuze omdat u niet houdt van ivoren torens?
‘Nee hoor, dat is nu eenmaal zo gelopen. Ik heb een enorme waardering voor academici. Ik heb veel geleerd van mensen in ivoren torens, van Adam Smith tot Karl Marx en van Jane Jacobs tot Michel Foucault. Alleen gaat mijn empathie uit naar de kleine man, ik voel me op mijn gemak als ik met gewone mensen praat. Dat gevoel heb ik niet met studenten. Ik heb de roeping niet om me als academicus te profileren. Het komt ook door de omstandigheden: ik was lange tijd vooral bezig met de burgeroorlog in mijn land.’

Hoe ziet u uw eigen bijdrage aan die strijd tussen de Peruaanse regering en de terroristen van het Lichtend Pad?
‘Mijn eerste boek heette ‘El otro sendero’, het andere pad. Nadat dat verschenen was, meldde het Lichtend Pad dat het moeilijker werd om nieuwe mensen te rekruteren. Dat was ook de tijd van de eerste bomaanslagen. Vervolgens heb ik president Alberto Fujimori kunnen doen inzien om met een economische schoktherapie de inflatie te bestrijden en werden ook de boeren ervan overtuigd de kant van de regering te kiezen. Dat ze formeel eigenaar van hun land werden, speelde daarbij een rol.’

U bent een specialist in het bestrijden van de informele economie. Ook in het Westen is dat een probleem. Heeft u tips voor beleidsmakers?
‘Dat is niet zo makkelijk, want de informele economie in het Westen is compleet anders dan in de ontwikkelingslanden. De overeenkomst is wel dat de deelnemers aan de informele economie outsiders zijn. Dan moet je erachter zien te komen waarom dat zo is. Ik kijk graag naar de geschiedenis. En wat zie je dan? Toen de Pruisen in 1806 door Napoleon verslagen werden, reageerden ze met de zogenaamde Stein-Hardenberg-hervormingen. Een belangrijk element daarvan was de uitgifte van landrechten aan de arme boeren. Precies wat ik voor elkaar probeer te krijgen.’

BIO
Hernando de Soto werd geboren in ­Arequipa, de tweede stad van Peru. Als kind verhuisde hij naar Zwitserland, waar hij zijn universitaire opleiding kreeg. Na een carrière in het Europese bedrijfsleven keerde hij op zijn 38ste terug naar Peru, waar hij het Instituut voor Vrijheid en Democratie oprichtte, een door de VS gefinancierde denktank. In 1986 verscheen zijn invloedrijke boek ‘Het mysterie van het kapitaal’. Na de verkiezing van Alberto Fujimori tot Peruaans president in 1990 werkte hij als diens economisch adviseur, maar hij distantieerde zich van de coup die Fujimori twee jaar later pleegde. (rmg)

DS 20180323 Post-modern denken Michel Foucault



Michel Foucault op een betoging in 1972. Zelf heeft hij altijd de stempel ‘postmodernist’ afgewezen. INA via Getty Images

Niets dan de waarheid?

Nee, postmodernisten willen de waarden van de verlichting niet slopen en relativisten zijn het ook al niet. Rob Devos zet de puntjes op de i.

ROB DEVOS

Wie? Is emeritus. Hij doceerde ethiek, politieke theorieën en cultuurfilosofie aan de KU Leuven. Zijn laatste boek is ‘Waarheid spreken in politiek, onderwijs en vriendschap’ (Garant).

Wat? Kort door de bocht gaan over postmodernisme helpt de discussie niet vooruit.

Geleerden houden zich meestal aan hun veilige habitat van de studeerkamer, het labo of het seminarielokaal. Intellectuelen wagen zich op het publieke forum. Zij engageren zich en voeden de maatschappelijke discussie, zoals Maarten Boudry en Steije Hofhuis doen met hun opiniestuk (DS 21 maart). Dat is lovenswaardig. Alleen, politici lopen het gevaar om populistisch te zijn, debaters om te vulgariseren en te simplificeren. Ze zoeken niet de waarheid op, maar de publiciteit. Se non è vero, è ben trovato (zelfs als het niet waar is, is het goed gevonden).

Of het nu klopt wat de mediagenieke intellectuelen schrijven of niet, zij lokken er een nieuw debat mee uit, en plaatsen zich zo in de kijker. Guy Debord heeft over de spektakelmaatschappij interessante zaken opgemerkt, maar wellicht is Debord ook al zo’n verderfelijke postmodernist?

Loskomen van jezelf


Postmodernisme is volgens Boudry en Hofhuis ‘een losse verzameling van denkers, voornamelijk van Franse oorsprong, zoals Jean-François Lyotard, Michel Foucault en Jacques Derrida, maar bijvoorbeeld ook de Amerikaanse filosoof Richard Rorty’.

Politici lopen het gevaar om populistisch te zijn, debaters om te vulgariseren en te simplificeren

Ik zal focussen op Foucault, die ik vrij goed meen te kennen. Foucault is door zijn (vooral Amerikaanse) enthousiaste lezers als postmodernist ontvangen. Maar hijzelf heeft die benaming steevast afgewezen. Denken is voor hem kritisch zijn, loskomen van jezelf (se déprendre de soi-même). Dat is zowat het tegendeel van je tot welk -isme dan ook te bekennen. Filosofen lopen niet graag achter een vlag. Toen een interviewer hem vroeg hoe hij stond tegenover het postmodernisme, antwoordde hij laconiek: ‘What’s postmodern? I’m not up to date, you know.’

De enige Franse filosoof in het rijtje die zichzelf (een tijdlang) met het postmodernisme identificeerde, was Lyotard. Hij is bekend voor zijn La condition postmoderne uit 1979. Lyotard noemt het een gelegenheidsgeschrift: een rapport over de situatie van het hedendaagse weten, geschreven voor de Raad van Universiteiten van de regering in Quebec. Zijn eigenlijke filosofische boek is Le Différend. Lyotard verbindt daar zijn taalfilosofie met de kansen van de deliberatieve democratie.

Met het, te pas en vaak te onpas geciteerde, einde van de Grote Verhalen bedoelt Lyotard dat de optimistische geschiedenisfilosofieën van de 19de eeuw en hun nakomelingen van de 20ste eeuw afgedaan hebben. Wij geloven niet langer dat de geschiedenis de noodzakelijke vooruitgang naar vrijheid en gelijkheid zou zijn. Dat is onze postmoderne bestaansconditie. Lyotard wil de verlichting niet onverkort voortzetten, maar ze ook niet afwijzen. Wat hij wel wil doen, is doorwerken (Durch­arbeiten). Dat is toch geen ‘vandalisme op de kernbegrippen van de wetenschap en de verlichting’?

Macht-weten


‘Michel Foucault reduceerde kennis tot een product van hegemonische machtsstructuren’, schrijven Boudry en Hofhuis. Foucault analyseert de relatie tussen kennis en macht. Hij laat zien hoe de menswetenschappen opduiken en functioneren binnen disciplinerende machtsdispositieven. Je kunt het ontstaan van de criminologie bijvoorbeeld niet begrijpen zonder de gevangenis, de pedagogie zonder het onderwijsapparaat, de geneeskunde zonder de moderne kliniek. Macht produceert weten. Weten produceert macht. Dat is het fameuze macht-weten (savoir-pouvoir). Het koppelteken is geen gelijkheidsteken, beklemtoont Foucault, net om het verwijt van reductionisme door haastige lezers te counteren.

Foucault weigert herhaaldelijk en met klem als relativist bestempeld te worden. ‘Waar ik ruimte wil voor maken, is precies het tegendeel van het historicisme (historisch relativisme)’, zegt hij. Wél zullen dissidente wetenschappers door hun plaats in het machtsdispositief bepaalde feiten eerder onder ogen krijgen dan wanneer zij een conventionele plaats innemen.

De socioloog Loïc Wacquant, die zelf in een arme buurt van Chicago ging wonen, laat in Straf de armen zien dat ondanks het officiële discours over juridische gelijkheid, het huidige neoliberale strafbeleid in de VS vooral de arme, in casu zwarte bevolking treft. Foucault zelf vindt dat er heel wat deskundigheid aanwezig is bij mensen die beroepen uitoefenen die niet-academisch erkend zijn. Verpleegkundigen en patiënten, ‘cliënten’ van de hulpverlening, buurtbewoners en arbeiders weten best wat fout loopt op de werkvloer en waar verandering noodzakelijk is. Loskomen van jezelf is een poging om de werkelijkheid primair vanuit de onderkant of de rand van de maatschappij te bekijken en te analyseren.

Risico’s


In zijn laatste colleges, die aan veel Vlaamse filosofen ontsnapt zijn, bespreekt Foucault uitdrukkelijk en uitvoerig het waarheidspreken. Hij bestudeert de parrèsia, het moedige spreken van waarheid, in de politiek, het onderwijs en de vriendschap. Opkomen voor de waarheid vinden mensen zo belangrijk, dat ze het risico willen lopen om gestraft, uitgesloten en zelfs om gedood te worden.

Foucault focust op het waarheid­spreken in de klassieke oudheid en het vroege christendom. Zonder parrèsia verwordt de democratie tot onverschilligheid en tirannie. De intellectueel laat niet na de parallel te trekken met vandaag. Ik citeer uit een interview in Le Monde: ‘Wij kunnen aan een regering niet vragen dat ze de waarheid spreekt, de hele waarheid en niets dan de waarheid, maar wel een bepaalde waarheid aangaande de grote projecten, de algemene keuzes van haar tactiek, een aantal specifieke punten van haar programma. Niets is gevaarlijker dan een politiek systeem dat pretendeert de waarheid voor te schrijven. Niets is inconsistenter dan een politiek regime dat onverschillig staat tegenover de waarheid. De taak om waarheid te spreken is een eindeloze arbeid: ze in haar complexiteit respecteren is een plicht waar geen enkele macht aan kan voorbijgaan.’

Een hele groep anti-positivistische en anti-sciëntistische filosofen (Hegel en Marx, de hermeneutiek, fenomenologie en de Kritische Theorien, maar ook de postmodernisten) wilden kennis niet ondermijnen, maar wilden haar beschouwen in haar relatie tot de geleefde werkelijkheid. Op die manier focussen zij, veel meer dan op de objectiviteit van abstracte wetenschappelijke kennis, op het belang van kennis voor concrete maatschappelijke en persoonlijke kwesties. Alleen boze geesten spreken dan van ‘relativisme’.

jeudi 22 mars 2018

Henri Michaux, cité par Hérodote

« Le Grand combat »

« Il l’emparouille et l’endosque contre terre ;
Il le rague et le roupète jusqu’à son drâle ;
Il le pratèle et le libucque et lui barufle les ouillais ;
Il le tocarde et le marmine,
Le manage rape à ri et ripe à ra.
Enfin il l’écorcobalisse. »

« L’autre hésite, s’espudrine, se défaisse, se torse et se ruine.
C’en sera bientôt fini de lui ;
Il se reprise et s’emmargine... mais en vain
Le cerceau tombe qui a tant roulé.
Abrah ! Abrah ! Abrah !
Le pied a failli !
Le bras a cassé !
Le sang a coulé !
Fouille, fouille, fouille,
Dans la marmite de son ventre est un grand secret
Mégères alentour qui pleurez dans vos mouchoirs ;
On s’étonne, on s’étonne, on s’étonne
Et on vous regarde
On cherche aussi, nous autres, le Grand Secret. »
(Henri Michaux, « Le Grand combat », Qui je fus, 1927)

mercredi 21 mars 2018

DS Lektrr à propos d'un monde sans pardon


On n'arrête pas le progrès !

DS Lektrr ou comment détourner l'attention d'un trou dans le budget



Noeud borroméen - à propos du dernier épisode de Lewis


ça c'es un chef !

Commémoration du baptême du Christ (cérémonie orthodoxe)

Un homme fort se baigne dans les eaux glacées du lac Seliger où cette fête est célébrée dans la tradition russe


C'était 
le 06 janvier 2018 du calendrier grégorien (la nôtre) qui correspond au 19 janvier du calendrier julien, toujours en cours dans la liturgie orthodoxe

mardi 20 mars 2018

Bien plus poétique et bien plus précoce que l'écologie : Léopold Sedar Senghor

" Nous n'héritons pas de la terre de nos parents, nous l'empruntons à nos enfants. "
(Léopold Sedar Senghor)

lundi 19 mars 2018

DS Enfance (et suite) d'un chef (merci JP Sartre)

VERKIEZINGEN
HET LEVENSVERHAAL VAN VLADIMIR POETIN
belgaimage
Van straatvechter die ratten treitert tot onaantastbare leider
Vladimir Poetin stevent af op zijn vierde ambtstermijn als president van Rusland. Al sinds zijn jeugd timmert Poetin aan een imago van kracht en onaantastbaarheid. Eerst door op de vuist te gaan met buurjongens, later door (inter)nationaal als eerste een klap uit te delen aan tegenstanders.
SYLVIE VAN GINNIKEN

In een krappe communistenflat in Leningrad (tegenwoordig Sint-Petersburg) verwelkomen een poetsvrouw en een matroos, die bij de KGB heeft gewerkt, hun derde kind: Vladimir Vladimirovitsj Poetin. Het is 1952 en hun eerste twee kinderen, Albert en Viktor, zijn enige tijd geleden gestorven. De moeder van Vladimir, die bij zijn geboorte al 41 is, zal haar zoon heel haar leven lang als ‘een wonderlijk godsgeschenk’ beschrijven.

Poetin in 1960, hij is dan 8 jaar oud.  belgaimage

Als kind is Poetin nogal onzeker. Zijn kleine gestalte maakt hem het mikpunt van gepest door zijn grotere leeftijdsgenoten. Zijn kindertijd speelt zich grotendeels af op het grauwe binnenplein van het appartementsgebouw waar het gezin Poetin woont. Hij speelt er met wat beschikbaar is: afval, versleten speelgoed en ratten. Later zou hij daarover aan de Russische media zeggen dat die periode erg leerrijk was voor hem.
‘Ik speelde als kind altijd met ratten. Ik joeg ze op met een stok en treiterde ze tot ze er zowel bang als gek van werden. Tot ik een rat zo erg in het nauw dreef dat zij mij aanviel. Toen begreep ik het: de jager kan al snel de prooi worden.’
Als prooi van pesterijen besloot Poetin zich op te werken tot jager. Na de schooluren trok hij naar de sportzaal, waar hij kennismaakte met gevechtssport. De relatief kleine Poetin leerde dat niet de brute kracht maar de techniek ertoe doet wanneer je oog in oog staat met de vijand en paste – tot ongenoegen van zijn moeder – al snel succesvol enkele houdgrepen toe op buurjongens.

Een beeld uit de jaren zeventig.  belgaimage

‘In al die jaren gevechtstraining heb ik geleerd dat je, wanneer het gevecht onvermijdelijk is, beter zelf de eerste klap uitdeelt’, zei Poetin later tijdens een interview in de Russische krant ‘Rossijskaja Gazeta’. Klappen uitdelen is beter dan klappen krijgen, was het motto van de vele jeugdbendes die actief waren in de wijk waar de Poetins woonden. De jonge Vladimir sloot zich als tiener aan bij verscheidene jeugdbendes die bekend stonden voor diefstal, afpersing en slagen en verwondingen.

Samen met zijn ouders in 1975. belgaimage

Toen Poetin, die indertijd de reputatie van ‘judokampioen’ van de stad had, in de gevangenis belandde en zijn moeder dat te weten kwam, verplichtte ze haar zoon om zijn bendeactiviteiten te staken. Gezien haar matige gezondheid kon zijn moeder hem evenwel niet controleren. Het enige wat ze zag, was dat Poetin na zijn eerste bokstraining met een gebroken neus thuiskwam. Hij koos daarna voluit voor judo en verliet de straatbendes waarmee hij optrok.

In een KGB-uniform. belgaimage

Onder meer geïnspireerd door de verhalen die hij van zijn vader hoorde, raakte Poetin in de ban van de Russische geheime dienst KGB. Hij doorzocht de parken rond het appartementsgebouw waar het gezin woonde op zoek naar verborgen boodschappen van spionnen. Toen hij in 1975 afstudeerde aan de universiteit van Leningrad (met een thesis over de Amerikaanse en Afrikaanse politiek), ging Poetin meteen werken voor de KGB.

Foto uit 1969, dansend met Elena. belgaimage

De ambitieuze Poetin nam zijn baan bij de buitenlandse inlichtingendienst bijzonder ernstig en werkte nauwgezet en gedreven. Voor liefde was er nauwelijks plaats in zijn leven. Net zoals in zijn tienerjaren (de foto waarop hij als tiener danst met een meisje, is een unicum) had Poetin meer oog voor zijn studie en werk dan voor een vriendin.

Toch kon een van zijn beste vrienden hem overtuigen om een meisje dat hij leuk vond uit te vragen: Ljoedmila. Zij wist Poetin te ‘ontdooien’ en kon hem doen lachen met de flauwste grapjes. De twee werden verliefd, maar zelfs toen het paar al getrouwd was, testte Poetin regelmatig of Ljoedmila geen spionne of naïeveling was. Van een vreemde telefoon van iemand die aan haar vroeg wat haar man voor de kost deed tot haar laten schaduwen wanneer ze inkopen ging doen: volledig vertrouwen was iets wat Ljoedmila Poetina van haar man nooit zou krijgen.

Poetin en Ljoedmila bij de geboorte van hun dochter.  belgaimage

Van 1985 tot 1990 woonde Poetin in Dresden, waar hij de toenmalige Duitse Democratische Republiek in de gaten hield voor de KGB. Hij verhoorde dissidenten en nam ze gevangen. Ook westerse spionnen opsporen en tegenhouden was een van zijn taken. Intussen kregen Ljoedmila en hij twee dochters: Maria (1985) en Jekatarina (1986).
Toen de Berlijnse Muur gevallen was (in 1989), wilden de Poetins terugkeren naar Leningrad, maar de KGB beval Poetin om zo lang mogelijk informatie te vergaren. Dat leidde in december dat jaar bijna tot een dodelijke confrontatie die Poetins politieke beslissingen tot op heden lijkt te beïnvloeden. Een grote groep gewapende demonstranten stond plots voor de poorten van de KGB-afdeling en wilde de boel platbranden, inclusief vrouwen en kinderen. Poetin maakte hen wijs dat ze onmiddellijk zouden worden neergeschoten door sluipschutters en dat het kwartier zwaarbewapend was. De menigte droop af. Maar toen de aanwezige KGB-medewerkers vroegen om versterking naar Dresden te sturen omdat hun leven in gevaar was, bleef het stil aan de overkant.
‘Wij kunnen niets doen zonder orders van Moskou’, klonk het uiteindelijk. Op dat moment beseften de Russen dat Moskou hen in de steek had gelaten.
De manier waarop Poetin bij internationale conflicten waarbij Russen zijn betrokken, speecht over hoe ‘Rusland hen nooit in de steek zal laten, hoe ver zij zich ook van het vaderland bevinden’, is volgens Ruslandexperts geïnspireerd op het voorval in Dresden. ‘Nu hij zelf aan de macht is, is hij Moskou. Hij zal daarom nooit zwijgen’, zei Duits biograficus Boris Reitschuster aan de BBC.

Met zijn twee dochters.  belgaimage

Nadat Poetin weer naar Leningrad mocht terugkeren, wist hij zich – in de jaren negentig – op te werken binnen de KGB en werd hij de belangrijkste vertrouweling van de burgemeester van Sint-Petersburg, Anatoli Sobtsjak (de vader van Ksenia Sobtsjak, die het anno 2018 tegen Poetin opneemt bij de presidentsverkiezingen). Financiële experts staan voor een raadsel wat die jaren betreft. Het vermogen van de Poetins steeg eind de jaren negentig namelijk hard, terwijl het inkomen van Poetin nauwelijks omhoog ging. Dat de Poetins een graantje meepikten van de deals die Sobtsjak met de plaatselijke maffia sloot, is al zeer vaak beargumenteerd door de Kremlin-kritische media in Rusland, maar is tot op heden niet zwart op wit bewezen.
Terwijl Poetin nog maar net met een halve voet in de Russische politiek was gestapt, wist Sobtsjak hem meteen te lanceren in hogere kringen. Rusland had nauwelijks van Vladimir Poetin gehoord toen hij in 1999 waarnemend president werd omdat Boris Jeltsin de handdoek in de ring moest gooien. Onder meer door enkele televisieoptredens waarin Poetin hard inzette op ‘het uitroeien van Tsjetsjeens terrorisme’, vonden de Russen hun weg naar zijn politieke standpunten.



Met zijn echtgenote aan de Taj Mahal in oktober 2000. ap

In tegenstelling tot Jeltsin (die vaak als een beschonken hofnar werd afgeschilderd in binnen- en buitenland), profileerde Poetin zich als een sterke leider die de touwtjes stevig in handen houdt. Fotosessies van judo en paardrijden in ontblote bast doken begin de jaren 2000 overal op. Zelden kon de Russische pers Poetin betrappen op een echt spontaan moment. De onhandige fotoreeks voor de Taj Mahal in India, waarbij Poetin nog even aan zijn vrouw Ljoedmila moet vragen om toch wat dichter bij hem te komen zitten, was meteen ook een van de spontaanste.
Poetin ging in de eerste jaren van zijn presidentschap ook zeer verzoenend om met de Verenigde Staten. Die meer ontspannen sfeer in combinatie met economische stabiliteit en het uitblijven van meer aanslagen uit Tsjetsjenië leidden tot een ongeziene populariteit in eigen land.


Een stoere president (begin dit jaar).  afp

De periode van dooi en welvaart bleek echter van korte duur. Met problemen in Georgië (de Rozenrevolutie, 2003) en Oekraïne (de Oranjerevolutie, 2004) startten Poetin en de Navo het welles-nietjesspelletje over het uitbreiden van de westerse invloedssfeer, dat nog altijd voortduurt. Tegelijkertijd kalfde de Russische economie stilaan af. De laaghangende vruchten van olie en gas waren tegen 2008 bijna allemaal geplukt, terwijl structurele investeringen voor innovatie uitbleven. De toon van Poetin bleef met de jaren verharden naar de VS en de EU toe. Het zijn ‘vijanden’ die Rusland willen ‘kleineren’ en ‘uitdagen’. Op de staatstelevisie kregen de Russen plots heel veel ‘wat als de Derde Wereldoorlog uitbreekt’-debatten voorgeschoteld.
Hoewel Poetin in 2008 even de fakkel moest doorgeven aan Dimitri Medvedev, zijn premier, bleef hij achter de schermen stevig in het zadel zitten. Zijn terugkeer in 2012 stond dan ook in de sterren geschreven.
De spanningen over territoriumdrift kwamen tot een hoogtepunt in 2014. In een jaar tijd domineerden drie Russische crisissen het Europese toneel: de Oekraïnecrisis, de annexatie van de Krim en de crash van vlucht MH-17. De sfeer bereikte een nieuw dieptepunt toen langs weerskanten met sancties werd gezwaaid en zowel de Europese als de Russische economie getroffen werden. Al hebben sindsdien vooral de Russen het moeilijk.


Samen met Fifa-voorzitter Gianni Infantino in november 2016.  ap

De toon van de Russische president jegens de Amerikaanse en Europese ‘vijanden’ bleef verharden en lijkt anno 2018 nog niet over zijn hoogtepunt heen. ‘Jullie wilden niet luisteren: luister nu maar eens naar ons’, zei Poetin begin maart toen hij nieuwe kernwapens voorstelde. ‘Jullie wilden Rusland klein krijgen, jullie wilden Rusland kapotmaken. Wel, dat is niet gelukt.’
Hoewel Poetin tijdens diezelfde presentatie openlijk toegaf dat de economie, het toerisme, de gezondheidszorg en het geboortecijfer dringend een flinke duw in de rug nodig hebben, want dat het land achteruit dreigt te gaan in plaats van vooruit, koppelt het leeuwendeel van de Russen die achteruitgang niet aan de politieke beslissingen van Poetin. Bovendien is er nauwelijks sprake van een politieke oppositie in het land, mede doordat Alexei Navalny niet mag deelnemen aan de verkiezingen. Daardoor ligt de weg wagenwijd open voor een vierde ambtstermijn.



Verkiezingsmeeting, vorige donderdag in Moskou. epa-efe

De vraag is dus niet of Poetin herverkozen wordt, maar hoelang hij nog aan de macht zal zijn. De komende jaren zullen in alle opzichten cruciaal zijn voor de tot op heden onaantastbare Russische leider.

Bronnen: Novaja Gazeta, ‘De Nieuwe Tsaar’ (Steven Lee Myers), Rossijskaja Gazeta, Kanal 1, Prjamaja Retsj: biografija Vladimira Poetina (Vadim Rachmanov), Een geschiendenis van Rusland (Jan Willem Bezemer)


http://www.standaard.be/plus/20180316/avond/optimized