Waar we wonen, bepaalt niet wie we zijn
Als voetballer Mesut Özil zich zowel Turks als Duits voelt, is dat zijn goed recht. Waarom zou hij zijn roots moeten verloochenen, vraagt Afua Hirsch zich af.
Wie? Britse schrijfster, presentatrice, juriste en columniste bij The Guardian.
Wat? Europese landen verwachten dankbaarheid van migranten. Maar ze hebben hen niet ‘binnengelaten’, ze hadden hen nodig.
Je hoort vaak zeggen dat zwarten sportief uitmunten in landen waar ze een minderheid vormen, omdat ze alleen op dat vlak met gelijke wapens kunnen strijden. Dat is al te simpel gesteld. Ook in de sport zijn die wapens niet gelijk. Sla er de actuele verhalen over openlijk racisme maar op na, van voetbal over atletiek tot tennis. Sport is misschien meer op pure prestaties gebaseerd dan de meeste arbeidstakken, maar voor mensen met een andere huidskleur hangen er toch bepaalde voorwaarden aan vast. Dat hebben de recente gebeurtenissen ook weer aangetoond.
De voetballer Mezut Özil meent dat Duitsland, zijn thuisland, hem straft omdat hij trots is op Turkije, het land van zijn voorvaderen (DS 24 juli). Het verhaal toont aan hoe precair het concept van nationaliteit kan zijn. ‘Ik ben een Duitser als we winnen, maar een immigrant als we verliezen’, zei Özil. Hij stelt zich niet langer beschikbaar voor de nationale ploeg.
Özil, een van de sleutelspelers van het Duitse elftal dat in 2014 wereldkampioen werd, kreeg dit jaar voor de aanvang van het WK de wind van voren. De aanleiding was een foto met de Turkse president Recep Tayyip Erdogan, een man van de harde lijn die algemeen veroordeeld wordt wegens schending van mensenrechten. Maar het probleem dat Duitsers hebben met Özil lijkt meer te maken te hebben met zijn uitspraak dat hij zich cultureel verbonden voelt met de Turkse natie.
Hypocrisie
Een term als ‘inheems’ is nonsens in een land dat gekneed is door millennia van immigratie
Je hoeft ook niet te poseren met een bedenkelijke president om die verstoting te ervaren. Ik zal nooit vergeten hoe Mo Farah — de Britse langeafstandsloper die na zijn twee gouden medailles op de Olympische Spelen van 2012 verheven werd tot nationaal erfgoed — plots ‘van Somalische afkomst’ was toen zijn coach onder vuur kwam te liggen.
De voorbeelden zijn legio. Ben Johnson, wereldrecordhouder op de 100 meter, was Canadees, tot hij geschorst werd wegens dopinggebruik en meteen het etiket ‘van Jamaicaanse afkomst’ meekreeg. De Franse tennisser Yannick Noah, winnaar van Roland Garros en de opkomende nieuwe wereldster, veranderde in een Kameroener toen de droom in rook opging.
Frankrijk heeft in dit verband een heel specifieke gevoeligheid. Dat mocht Trevor Noah onlangs ervaren, de Zuid-Afrikaanse komiek en presentator van het populaire Amerikaanse programma The Daily Show. Toen hij de wereldtitel van het Franse elftal omschreef als een overwinning voor het Afrikaanse continent — omdat zoveel spelers daar voorouders hebben — kreeg hij prompt een boze brief van de Franse ambassadeur. Frankrijk heeft zich dan ook ontwikkeld tot een meester van de hypocrisie met zijn officiële houding ‘Wij zien geen rassen’. In plaats daarvan worden culturele minderheden gestigmatiseerd als les issus de l’immigration (‘mensen met een migratieachtergrond’), wat een andere manier is om afstand te scheppen.
Expats en allochtonen
Dat vooroordeel zit overal in Europa diep in het taalgebruik ingebakken. In Groot-Brittannië worden zichtbare minderheden bestempeld als ‘immigranten’, of als ze op Britse bodem geboren zijn ‘immigranten van de tweede generatie’. Maar een term als ‘inheems’ is nonsens in een land dat gekneed is door millennia van immigratie. Britten die in het buitenland wonen, worden intussen gezien als ‘expats’.
In Nederland waren mensen van een zichtbare minderheid tot voor kort ‘allochtoon’, een goedbedoeld woord dat velen van hen altijd verafschuwd hebben. Voor hen was het een manier om een onderscheid te maken tussen blanke ‘inheemse’ Nederlanders en niet-blanke nazaten van immigranten.
In Duitsland had men de Turkse ‘Gastarbeiter’, die uitgenodigd werden om de tekorten op de arbeidsmarkt aan te vullen, maar nooit welkom waren om op lange termijn in Duitsland te blijven wonen. Het hoeft niet te verwonderen dat sommige van hun kinderen zich emotioneel verbonden voelen met Turkije. ‘Ik heb twee harten’, zei Özil. Toch heeft Duitsland beslist dat trouw aan twee naties niet langer acceptabel is.
Het komt niet toe aan Duitsland om te beslissen wat de kinderen van de mensen die zo lang als tweederangsburgers behandeld zijn, willen doen met hun verworven rechten. Het komt ook niet toe aan Frankrijk of Groot-Brittannië, of aan de leiders van andere Europese landen die rassencategorieën ontworpen hebben om slavernij en kolonisatie te organiseren. Zij mogen niet eenzijdig beslissen dat die categorieën niet meer gelden, nu de erfenis van hun creatie hen als een boemerang in het gezicht slaat.
Het komt aan ons toe om onze identiteit te definiëren, te beslissen met wie we een band hebben en hoe we tegenover ons culturele erfgoed staan. Als Özil zich zowel Turks als Duits voelt, is dat zijn goed recht — los van het feit dat het perfect steek houdt. Fransen van Afrikaanse origine hebben het recht verdiend om onvoorwaardelijk Frans te zijn, of ze nu voetbal spelen of niet. Dat ze hun identiteit als deel van de Afrikaanse diaspora vieren, mag geen enkele Fransman dwarsbomen.
In Groot-Brittannië plukken veel zwarten de vruchten van de strijd die onze ouders en grootouders geleverd hebben om staatsburgerschap te krijgen en economische zekerheid te vrijwaren. Het Windrush-schandaal herinnert ons eraan dat die strijd nog lang niet voorbij is (DS 18 april), maar dankzij hen kunnen we nu onze identiteit kiezen. Velen van ons voelen zich steeds meer gehecht aan de cultuur van onze voorouders, ook al hebben we nooit in die landen geleefd.
Die ontwikkeling is verre van ongewoon. Je vindt soortgelijke connecties in de Ierse en Italiaanse diaspora in Amerika en overal ter wereld in de Joodse gemeenschap. Om de een of andere reden is het problematischer wanneer mensen met een andere huidskleur zich willen organiseren rond een gedeeld cultureel of nationaal erfgoed. Die afwijzende reactie hangt samen met het idee dat Europese landen ons een plezier hebben gedaan toen ze ons naar hier lieten komen, met onze bruine gezichten en bizarre religies. Daarvoor zouden we hen eeuwig dankbaar moeten zijn.
Het probleem is alleen dat de Europese landen hun migranten niet hebben ‘binnengelaten’. Ze hadden die mensen nodig om hun naties opnieuw op te bouwen, en in ruil gaven ze hun lage lonen en erbarmelijke levensomstandigheden. De nakomelingen van die arbeiders moeten nog steeds afrekenen met het racisme, de vooroordelen en de achterstelling van toen. Maar één ding kan niemand ons afnemen: wij beslissen zelf wie we zijn.
The Guardian
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire