mardi 29 novembre 2016

DS 20161129 Milgram, Zimbardo dans le contexte

Postenpakker

Chef opinie

De mens is een ziek dier, het stond nu ook in wetenschappelijke tijdschriften

Auschwitz, de laboratoriumversie

In De herontdekking van de ­wereld reizen Vlaamse wetenschappers hun helden achterna. Gisteren begon de reeks sterk met filosoof Johan Braeckman die op zoek ging naar (kennissen van) Stanley Milgram. De Amerikaanse ­sociaal psycholoog liet proefpersonen zogenaamde ‘leerlingen’ bestraffen met elektrische shocks, of zo dachten ze toch. Twee derden van de deelnemers ging tot aan het gaatje en diende de maximale, ‘dodelijke’ shock toe.
Braeckman is een onderhoudende verteller, dat is bekend. Hij werd voor de documentaire overgevlogen naar de Amerikaanse oostkust, waar Milgram woonde en werkte. Enkele van zijn tests liet hij filmen, het wordt slim in de documentaire gemonteerd. De beelden zijn nog altijd even fascinerend als ontluisterend.
Milgram bouwde als tiener het ­decor van het schooltoneel. Ook voor zijn laboratoria ontwierp hij de decorstukken, en liet hij acteurs rollen spelen. Een menswetenschapper is altijd wel een beetje een poppenmeester.
Ook Philip Zimbardo zat bij Milgram in de klas, hij zou later een even roemrucht sociaal psycholoog worden met zijn ‘Stanford-gevangenisexperiment’. Dat moest voortijdig afgebroken worden omdat studenten zich al snel als gewelddadige bewakers ontpopten. Braeckman verwondert er zich terecht over dat de twee studie­genoten waren. Jammer dus dat de makers van de documentaire niet verder op zoek gingen: welke sadistische leraar of studiemeester hadden ze ­allebei gehad? Zaten er pesters in hun klas?
Of was het geen psychologie, was het geschiedenis? Milgram, van Joodse afkomst, leefde na de oorlog samen met familieleden die de Holocaust hadden overleefd. Hij begon zijn experimenten in 1961. Net dan verscheen in Israël Adolf Eichmann voor de rechter. Hij achtte zich niet schuldig aan de dood van honderdduizenden Joden, hij had bevelen gevolgd.
Milgram bewees in laboratoriumomstandigheden wat Auschwitz al had aangetoond: hoe de mens razendsnel tot wolf verwordt als je de verantwoordelijkheid op iemand anders kunt afschuiven, hoe het geweten ­fluïde wordt als iemand je eenvoudigweg zegt: ‘Ga door.’
Milgrams experimenten werden met grote aandacht bestudeerd door militairen. De hele chain of command staat of valt met gehoorzaamheid en het onderdrukken van kritische zin. Het doet denken aan films als Paths of glory of Full metal jacket. Wat Stanley Kubrick was voor de cinema, was Stanley Milgram voor de psychologie: een grote onttovenaar van de mens.
Mochten er na de waanzin van de twintigste eeuw nog illusies overblijven, dan verwees Milgram die definitief naar de prullenmand. De mens is een ziek dier, het stond nu ook in ­wetenschappelijke tijdschriften. Maar was de hele ingewikkelde proefopstelling wel nodig? Braeckman concludeert dat Milgrams inzichten overal verplichte leerstof zouden moeten zijn. Maar vaststellen dat iemand in een vingerknip een gewillige beul kan worden, is natuurlijk niet genoeg. Het harde werk, de ‘ontwolving’ van de mens, begint dan pas, buiten het ­laboratorium.
De herontdekking van de wereld.  Op maandag om 21.15 uur.

http://www.standaard.be/cnt/dmf20161128_02597473?shareid=7e1731bcccc31f0554ec5b9a3fc65e5ef561990136995989a0bfd4dfd3da0a9562a80f266b07c2d8d4be10ff931135def29ecdc295b00b3fbfa44dea4bc3bbadce8a36e8d3a5ad889c4c05d87b7a051c

DS 20161129 Canulars, farces et comment les reconnaître


Verzonnen interviews, grappen en hoaxes

Facebook en Twitter komen er nog niet zo lang bij kijken, maar ‘fake news’ is van alle tijden. Tijd om het fenomeen in een iets breder perspectief te zien.
‘Zo lang als journalistiek bestaat, zijn er altijd valse of onjuiste verhalen geweest’, zegt Michaël Opgenhaffen, professor nieuwe media en journalistiek aan de KU Leuven.
Of het nu erger is dan vroeger, durft hij niet te zeggen. Wat is nu anders? ‘Nieuws kan zich digitaal heel snel verspreiden,’ zegt Opgenhaffen, ‘en het kan daarna nog lang op sociale media blijven rondzweven, binnen bepaalde groepen.’ Bovendien was het vroeger moeilijker voor een onverlaat om een vals bericht bij een grote groep lezers te krijgen, tenzij hij zelf voor een groot medium werkte. De Amerikaanse verkiezingen hebben de zaak op scherp gesteld’, zegt Ike Picone, docent mediastudies aan de VUB. ‘Als je ervan uitgaat dat fake news de verkiezingsuitslag heeft veranderd, wordt het plots een politiek gegeven’. Maar Picone is niet overtuigd dat het echt zo gebeurd is. ‘Je mag de mensen ook niet te veel onderschatten. Fake news is vandaag heel erg zichtbaar, bijvoorbeeld op Facebook. Maar dat betekent niet dat mensen het niet als zodanig herkennen.’ We hebben wat te veel de neiging om de impact van de media te overschatten, vindt Picone.
We zetten voor u even de belangrijkste vormen van vals nieuws op een rijtje.
1

De betere fictie

Een getalenteerde journalist met een knappe pen, veel ambitie, weinig geduld – en weinig toezicht van zijn chefs. Dat was het recept voor de succesvolle, maar uiterst korte journalistieke carrières van bijvoorbeeld Washington Post-sterreporter Janet Cooke, die in 1981 de Pulitzerprijs won voor haar hartverscheurende portret van een achtjarige heroïneverslaafde in Washington. Een speurtocht naar de ­arme drommel op vraag van de burgemeester, liep op niets uit.
Soms is de grens tussen parodie en fraude heel dun. Zoals het interview van de Nederlandse schrijver Anton Dautzenberg met Lemmy Kilmister van Motörhead in 2011, waarin laatstgenoemde zich uitlaat over de oorzaken en remedies voor de financiële crisis. Bij Humo beweerden ze achteraf dat ze altijd al wisten dat het fictie was. De doorbraakfilm van John Travolta, Saturday night fever, was gebaseerd op ‘echte feiten’, namelijk een lange reportage van journalist Nik Cohn – die jaren later toegaf alles te hebben verzonnen.
2

De hoax

In 1934 nam Kolonel Robert Wilson, een gerespecteerde chirurg, een foto van het monster van Loch Ness. Pas zestig jaar later kwam aan het licht dat het beeld getrukeerd was. Moderne hoaxes gaan nog steeds vaak over monsters en aliens, maar bijvoorbeeld ook over beroemdheden als Brad Pitt of Sylvester Stallone die zelfmoord zouden hebben gepleegd (dat komt meestal iets sneller uit). Op zich verschilt dit type fake news niet wezenlijk van de politiek getinte anti-Clintonverhalen, behalve dat de inhoud echt niet ter zake doet. Het gaat om aandacht trekken, al dan niet in de vorm van shares en likes. Een gevaarlijke vorm probeert de ­lezer te laten doorklikken naar gevaarlijke plaatsen op het internet, waar ze besmet kunnen worden met malware en ander fraais. En een extra lucratieve variant: valse berichten die alleen dienen om de beurskoers van een bedrijf even naar boven of beneden te duwen.
3

Met modder gooien voor gevorderden

Van de ‘terminale ziekte’ van Hil­lary Clinton naar de afzichtelijke ­bochel van Richard III in het stuk van Shakespeare: een vals verhaal om een (politieke) tegenstander te schaden, het is van alle tijden. Shakespeare maakte de laatste koning van het huis van York zwart, ten voordele van de regerende Tudors, maar uit het inmiddels teruggevonden skelet van Richard III bleek dat van die bult alvast fel overdreven. En maakte ­Titus Livius wel een fair portret van Hannibal, de vijand van Rome?
Bij veel van de fake nieuwsberichten over Clinton kon het de auteurs worst wezen wie er de verkiezingen zou winnen. Ze waren gewoon op zoek naar een groot publiek dat hun verhalen enthousiast zou lezen, verspreiden en op de advertenties zou klikken. Voor Livius was het misschien niet anders, op die advertenties na dan.
4

De reclamestunt

Nee, Joy Anna Thielemans is niet gehackt. Maar dat zorgvuldig via ­Instagram geplante fake bericht confronteerde Vlaanderen wel slim met zijn eigen voyeurisme.
Het satirische programma Basta nam de Vlaamse media in 2010 moeiteloos in het ootje met een persbericht vol lekkere (verzonnen) statistiekjes, zoals dat Open VLD-stemmers het meeste seks hebben en Groen-kiezers het vaakst masturberen.
5

De parodie

Fake nieuws kan natuurlijk ook gewoon om te lachen zijn, in de eerbiedwaardige ­traditie van The Onion en navolgers als De Raaskalderij of De Rechtzetting. Maar juist dat geeft producenten van valse berichten een excuus als ze worden betrapt: ‘Het is ­satire, meneer’! De beruchte fake news-site National Report, bijvoorbeeld, vermeldt tegenwoordig voor wie het lezen wil dat al de nieuwsverhalen fictie zijn. Maar, zoals de radiozender NPR onlangs achterhaalde: de eigenaar van National Report baat nog websites uit, waaronder The Denver Guardian. Een nagemaakte website, alleen opgezet om het valse verhaal te verspreiden dat een FBI-onderzoeker die Hillary Clinton onderzocht, in hoogst verdachte omstandigheden dood was aangetroffen.
6

Te leuk om te checken

Bestaat er echt een Vietnamees die Phuc Dat Bich heet? Heeft CNN echt per ongeluk een halfuur porno uitgezonden? Sommige verhalen verspreiden zich vliegensvlug omdat ze leuk zijn en ook ‘ernstige’ nieuwssites er graag wat clicks mee scoren. Dat hoeft dan niet al te hard gecontroleerd te worden – dat kost alleen maar tijd, en het gaat toch niet over iets belangrijks zoals oorlog, moord of verkiezingen? De ‘bron’ van deze verhaaltjes is meestal een grappenmaker die de mechanismen van de (online) media genadeloos exploiteert. Het lijkt onschuldig, maar dit soort fake news vreet wel stilletjes aan de geloofwaardigheid van de journalistiek, zegt prof. Michaël Opgenhaffen.

8 tekenen dat u ‘fake news’ leest

 Vanwaar komt het bericht? Als u nog nooit gehoord hebt van het ­medium, is dat een veeg teken.
 Schort er iets aan de domeinnaam? Vaak wordt een authentieke website geïmiteerd op een gelijkaardig adres, dat zich verraadt met een ongewone extensie zoals ‘ABCnews.com.co’.
 Check de datum: is het stuk geen maanden of jaren oud? Sommige oude berichten gaan ge­regeld weer ‘leven’ op de sociale media.
 Welke bronnen worden geciteerd voor het verhaal? Personen en organisaties kunt u ­googelen, om te zien of ze echt bestaan.
 Is de foto al ergens anders opgedoken in een andere context? De ‘image search’ van Google kan u dat vertellen.
 Lijkt het stuk vooral bedoeld om u boos te maken en/of te zorgen dat u het verder verspreidt? Dan was de auteur waarschijnlijk met iets anders bezig dan feitelijke journalistiek.
 Is het verhaal al ergens gemeld als ‘hoax’? Check factcheckingsites als Snopes.com of google een paar zinnen uit het bericht samen met de term ‘hoax’.
 Klinkt het verhaal te goed om waar te zijn? Tja...
(dod)

DS 20161129 Prix Nobel mais comme tant d'autres à côté de la plaque

Arme Paul Krugman

Wat wacht ons na de Brexit en Trump? Er komen spannende verkiezingen aan in Frankrijk, Nederland en Duitsland. De Oostenrijkers zijn op 4 december al aan de beurt. Als de zelfverklaarde Trump-fan Nobert Hofer het deze keer wél haalt, zullen we nauwelijks opkijken.
De kennelijk onstuitbare opmars van populisme, rechts en links, begint al aardig te wennen. Dat is geen goed nieuws voor ons, ‘experts’. Want niets lijkt mensen tegenwoordig meer op de zenuwen te werken dan gediplomeerde betweters die pedant met cijfers zwaaien. Want er zijn drie soorten leugens, weet u: kleine, grote en statistieken. Ha-ha-ha.
Arme Paul Krugman. Een paar maanden geleden had ik er een babbel mee in zijn bescheiden werkkamer. Hij was goed gezind, want had net gebeld met Hillary Clinton (dat zei hij niet zelf, ik hoorde het van iemand anders). Eerlijk gezegd was ik een beetje starstruck, zoals ze dat zo mooi zeggen in het Engels. Veel groter dan Krugman kan je niet worden in het academische wereldje. De man heeft een duizelingwekkend palmares, met als sluitstuk een Nobelprijs, die hij in 2008 won als enige laureaat. Een kop kleiner dan ik, wat verlegen zelfs, maar wat een brein. En dan die columns in The New York Times. Vernietigend als lasergestuurde explosieven. Hij was klaar om de Republikeinen lik op stuk te geven tijdens de verkiezingen. De ‘irreële’ plannen van Clintons toenmalige rivaal Bernie Sanders waren niet meer dan een warm up voor het grote en leukere werk: die immer leugenachtige Republikeinen en hun nog veel dommere plannen.
Slimme mensen zijn irrelevant geworden
Dat was buiten The Donald gerekend. Terwijl een normale presidentskandidaat nog wel met halve waarheden durft te schermen, waar je als columnist een vette kluif aan hebt, deed Trump niets anders dan complete onzin uitkramen. Hoe idioter en grofgebekter, hoe enthousiaster het gejoel. Populisme gaat immers over het beroeren van de instincten, niet de ratio. Wat telde was hoe hij het zei, niet wat. Slimme mensen als Krugman werden irrelevant. Ze stonden naar de verkiezingsstrijd te kijken als konijnen naar een lichtbak.
Idem in Groot-Brittannië, waar zowat iedereen met naam en faam tegen een Brexit was. Indrukwekkende studies door indrukwekkende experts met indrukwekkende cv’s waren nagenoeg eensluidend: een Brexit was alleen goed voor een Monty Python-aflevering. Maar naar wie werd geluisterd? Naar twee van de grootste politieke clowns die Engeland ooit voortbracht. Amusanter en eloquenter dan Trump, dat gelukkig wel.
Nu zijn er twee mogelijkheden. Ofwel zijn de experts fout, ofwel de mensen.
Bij de experts heerst dezer dagen alvast veel bezinning. Wat hebben we gemist? Ja, blijkbaar wel wat. Vrijhandel? Lange tijd was de orthodoxie: er zijn winnaars en verliezers, maar aan het eind van de rit is iedereen beter af, toch als de winnaars de verliezers compenseren. De eengemaakte Europese markt is de ultieme emanatie van die orthodoxie. Het principe van vrij verkeer heeft een bijna heilige status in de Europese wetgeving. Het Europees Hof van Justitie gedraagt zich bovendien als de Spaanse inquisitie over dit artikel. Vrijhandelsakkoorden met de rest van de wereld? Zelfde verhaal. Zwijgen en goedkeuren.
Dat was dus buiten de kiezer gerekend.
Ondertussen zijn Brexit-studies een groei-industrie. Een recente studie laat zien dat de sterkste pro-Brexit-stem te vinden was op plaatsten waar de lokale bedrijven het meest werden getroffen door Chinese import. Niet de plaatsen met de meeste migranten. Ook voor de VS zijn er studies die laten zien dat concurrentie vanuit China wel degelijk een veel grotere impact had op de tewerkstelling in de rust belt dan werd aangenomen. In een verkiezing waar een paar honderdduizend stemmen in uitgerekend die staten de doorslag gaven, is dat een relevant gegeven.
Waren we daar maar vroeger achter gekomen.
Er zijn dus wel redenen voor het ongenoegen waar de experts lange tijd hebben overgekeken. Zelfs zij die alles van internationale handel afweten, zoals Krugman.
Dat neemt niet weg dat de beleidsvoorstellen van de ‘populisten’ die nu aan de winnende hand zijn simpelweg barslecht zijn. We moeten en zullen dat blijven herhalen. Met saaie feiten en cijfers, ja. Of het allemaal veel zal uithalen, is maar de vraag. Want vele mensen lusten ons niet meer. Steven Morrissey, kind van een Engelse regio waar Brexit-stemmers talrijk zijn, schreef het al lang geleden: Because the music that they constantly play. It says nothing to me about my life. Hang the DJ. En de expert ook maar meteen? Op eigen risico, durf ik te beweren.
Ive Marx is hoogleraar (UAntwerpen) en doceert vooral in de opleiding sociaaleconomische wetenschappen. Wekelijks komt op dinsdag een gezaghebbende econoom aan het woord.


http://www.standaard.be/cnt/dmf20161128_02597445?shareid=7e1731bcccc31f0554ec5b9a3fc65e5ef561990136995989a0bfd4dfd3da0a954d947a0cfcbebe0d81e959659f3e68b9f29ecdc295b00b3fbfa44dea4bc3bbadce8a36e8d3a5ad889c4c05d87b7a051c

DS 20161124 La naissance du Vl Blok - 25 ans déjà

De triomferende Vlaams Blok-youngsters van 24 november 1991: Filip Dewinter en Gerolf Annemans. pn
Een kwarteeuw na Zwarte Zondag (24 november 1991)

En toen werd nationalisme heel gewoon

De doorbraak van het Vlaams Blok, vandaag 25 jaar geleden, baande de weg voor de N-VA als onbetwiste politieke leider in Vlaanderen. De nood aan identiteit en bescherming in een geglobaliseerde wereld blijft een ideale voedingsbodem voor structureel succes.
Van onze redacteur 
AntwerpenWas Vlaanderen ooit een politiek laboratorium voor wat zich nu op wereldvlak voltrekt? De jaren tien van de 21ste eeuw gaan de geschiedenis in als de ultieme terugkeer van het nationalisme, in heel wat landen verzinnebeeld door populisten die naast de real Trump in de Angelsaksische media als little Trumps worden afgeschilderd. Mogen we 25 jaar na Zwarte Zondag het Vlaams Blok interpreteren als de avant-garde van wat tegenwoordig mainstream lijkt?
Natuurlijk herinner ik mij die dag. Na het sluiten van de krant toefde de redactie uitgeteld in een groezelig café op de Chaussée de Mons. Het drankverbruik spoorde met de verbijstering. Vanuit het niets haalde het Blok tien procent, een racistische sirenenzang verleidde 400.000 Vlamingen. Menig collega zwoer een combattieve eed. De ‘media culpa’ van de Amerikaanse kranten las daarom als een déjà vu. Soms zie je de dingen echt niet komen. Of beter, soms laat je jezelf door rationele of morele principes misleiden.
Donald Trump maakte van de belediging een ongezien maar doeltreffend wapen. Ook het Blok grossierde in 1991 met smadelijkheden. Het was een ratjetoe, een zootje, veelal besmet met een bedenkelijke reputatie. Brutaal en ranzig nam het een loopje met de heersende zeden, zowel inhoudelijk als vormelijk. Het verzinnen van een gevat antwoord bleek voor de politieke en journalistieke tegenstanders een hele opgave.
 Het antwoord op het Vlaams Blok kreunde onder een loden moraliteit
Alles kreunde onder een loden moraliteit. Onmiddellijk lag om dat Blok een cordon. Het establishment beschouwde de partij resoluut als racistisch, wat een rechtbank in 2004 ook bevestigde. De deur naar machtsdeelname zat potdicht, net zoals de discussie hierover een kwarteeuw later. Dat cordon vond ik om strategische en inhoudelijke redenen bedenkelijk.
Aanvankelijk maakte de schutkring het Blok enkel groter, waarbij het kiezerskorps zich tot alle lagen van de samenleving verbreedde. Bovendien kwam het de traditionele partijen goed uit. Het weggommen van duizenden kiezers garandeerde hen de macht. Maar het cordon ontsloeg de partijen vooral van een inhoudelijke contra-strategie. Het was wachten op de N-VA vooraleer de Blok-kiezer een geloofwaardig tegenbod kreeg.
Koude steen
Net als economisten leggen journalisten pas achteraf de loop van de geschiedenis haarfijn uit. Het Blok profiteerde in 1991 optimaal van de omstandigheden. Als premier was Wilfried Martens (CD&V) uitgeleefd, zijn kabinet viel in totale chaos, de antipolitiek piekte. Onderhuids woekerde in verwaarloosde stadswijken de ergernis over de ‘gastarbeiders’. Het Blok beantwoordde die onbehouwen en emotionele hartenkreet.
Verbijstering op de verkiezingsavond bij de toenmalige CVP-toppers Dehaene, Van Rompuy en Van den Brande.  pn
De politiek kent one-hit wonders, zoals Rossem of LDD. Maar het Vlaams Blok teerde op cellen in heel Vlaanderen, met gretige militanten die het vuile werk opknapten. Dat was een erfenis van de repressie. Heel wat slachtoffers raakten aan elkaar geklonterd, als vorm van wederzijdse bijstand. Zonder die onderbouw had het Blok zijn plotse succes nooit duurzaam kunnen verankeren. Meteen scoorde de partij flink beter dan vergelijkbare initiatieven in het buitenland. De wereld nam bezorgd poolshoogte.
Journalisten lazen de kretologie van het Blok te letterlijk. De factchecks vielen op een koude steen. De Blokkiezer besefte dat het terugkeerbeleid of het etnisch zuiverende 70-puntenplan fictie waren. Maar op zijn minst moest aan dat ‘vreemdelingenprobleem’ iets worden gedaan. Zelfcensuur, maar vooral morele betweterigheid stonden empathie in de weg. Veel energie ging naar manifestaties tegen racisme en vreemdelingenhaat. Die overtuigden enkel de overtuigden.
Veel tijd ging verloren. Nauwelijks tien jaar geleden besloot de Vlaamse regering om inburgeringscursussen te verplichten. Rond de eeuwwisseling presteerde de paars-groene regering het om de nationaliteit haast onvoorwaardelijk toe te kennen, de kennis van de landstaal was overbodig. Politici geloofden dat de Belgische nationaliteit het opstapje voor de integratie zou zijn, ze vergisten zich. Veel kiezers konden niet meer volgen.
Gastarbeiders worden moslims
N-VA en Vlaams Belang vertegenwoordigen een meerderheid die zich argwanend opstelt naar onstuitbare veelkleurigheid
Ondertussen heeft de N-VA de aanhang van dat als Vlaams Belang omgedoopte Vlaams Blok overgenomen. Bruno De Wever had daarover in Humo een prikkelende theorie. Blokkiezers van het eerste uur, aanvankelijk vooral arbeiders, voelden zich door de socialisten in de steek gelaten, ja zelfs als racisten weggezet. De overstap naar het Blok verkruimelde het taboe om later opnieuw voor een nationalistische, anti-Belgische partij te stemmen. Zeker wanneer zo’n proteststem kon uitgroeien tot een beleidstem. Voor de Gentse historicus ligt het succes van het Blok mee aan de basis van het succes van de N-VA.
Toch zou het unfair zijn om de N-VA als inhoudelijke opvolger weg te zetten. Vlaams Belang pleit voor een etnisch nationalisme, de N-VA zweert bij een civiel nationalisme. Nieuwkomers zijn welkom: op zijn minst geïntegreerd, als het kan geassimileerd. Civiel nationalisme is eerder verzoenend en vooruitkijkend, het appelleert aan universele waarden. Etnisch nationalisme grijpt terug naar een nostalgische en gesloten samenleving.
De hypothese van het Vlaams Blok als wegbereider voor de N-VA zoomt in op de vraag hoezeer dat Blok de geesten van de Vlamingen heeft laten ‘rijpen’, ja zelfs de latente gevoelens van xenofobie volstrekt legitiem heeft gemaakt. Wie vandaag een veelkleurig Vlaanderen verdedigt, verzeilt hoe dan ook snel in het defensief. Het beleid oogt behoorlijk repressief. Aan gespierde uitspraken over de toegang tot het grondgebied en de verplichte integratie geen gebrek. Het discours over het fundamentele recht op ontplooiing en emancipatie klinkt minder voluntaristisch.
VB-voorman Karel Dillen met enkele zetels verder de klassieke partijen: Patrick Dewael, Frank Vandenbroucke en Herman Van Rompuy. pn
Dat antwoord moeten sociologen maar uitzoeken. Want het klimaat is onvergelijkbaar. Een kwarteeuw geleden draaide het ongenoegen in de eerste plaats om gastarbeiders die het werk van de Vlamingen zouden afpakken. Dat ze de islam beleden was in zekere zin een folkloristisch neveneffect waarmee af en toe eens flink werd gelachen. Na elf september sloeg dat beeld volledig om. Voortaan kreeg het de allure van een cultuurstrijd. De aanwezigheid van moslims werd gezien als een mogelijke aanslag op de westerse waarden. Critici waarschuwen voor een soumission.
Wegbereiders
Een alerte Filip Dewinter vertaalde dat onmiddellijk naar het eigen programma. Tegelijkertijd onderschatte hij de aanzwellende concurrentie op rechts. Zijn uitgewoonde partij bleek een makkelijke prooi voor een formatie die niet te lijden had onder het cordon. Als geen ander exploiteerde Bart De Wever het (electorale) belang van houvast en identiteit in een volledig ontvoogde samenleving. Mensen hebben nood aan beschutting, zeker in een geglobaliseerde wereld die worstelt met een vluchtelingentsunami en islamterreur. Op zijn minst bemoeilijkt dat een begripvolle houding naar de nieuwkomer.
Sedert 2015 groeien Vlaams Belang en N-VA in hun identitaire benadering onmiskenbaar naar elkaar toe. Vlaams Belang wil zich ontdoen van zijn ranzige kantjes, de N-VA verstrakt haar benadering (onverdoofd slachten, kwetsende uitspraken over berbers). Zij nestelen zich samen aan dezelfde kant van een heruitgevonden levensbeschouwelijke breuklijn: hoe ziet Vlaanderen de islam? Evenmin lopen ze voorop met pleidooien om discriminatie te neutraliseren.
Samen vertegenwoordigen ze de meerderheid van de Vlamingen die zich argwanend opstelt naar die onstuitbare veelkleurigheid. Die volgzaamheid vergroot de noodzaak aan dwarsliggers, politieke wegbereiders die onderstrepen dat nieuwkomers niet alleen moeten worden geduld maar uiteindelijk ook gelijkwaardig moeten participeren. Het impliceert dat er ook meer naar elkaar wordt geluisterd, zelfs wanneer zo’n boodschap een vervelende realiteit blootlegt.


http://www.standaard.be/cnt/dmf20161123_02588618?shareid=7e1731bcccc31f0554ec5b9a3fc65e5ef561990136995989a0bfd4dfd3da0a95dfc2b979741fab05694b19287c8e758df29ecdc295b00b3fbfa44dea4bc3bbadce8a36e8d3a5ad889c4c05d87b7a051c

jeudi 24 novembre 2016

Statistiques et réverbères

Andrew Lang (1844-1912) :
" Les hommes usent des statistiques comme les ivrognes des réverbères, pour l’appui qu’elles fournissent plutôt que pour la lumière qu’elles répandent…"

mardi 15 novembre 2016

Georges GROSZ

 Commenting on suffering, corruption and vice


Ghosts 


Hitler in hell



Pegada - Ambiental ecological cultural

LC Médias : la faillite, et après ? "On ne s'entend plus"

Médias : la faillite, et après ?



par Jérôme Chapuis, présentateur et rédacteur en chef à RTL


Donald Trump s’adresse aux médias le 25 juin 2016.

Faillite du journalisme ! À entendre certains commentaires au lendemain du séisme Trump, cette élection signe l’échec de toute une profession. Sur 200 grands médias américains, 6 seulement ont soutenu le milliardaire. À lui seul, ce chiffre suffirait à clore le débat. Le système aveuglé n’a pas voulu entendre l’Amérique d’en bas. Le système s’est serré les coudes, il s’est ligué contre l’adversaire. Le système est tombé.

Pourtant, l’explication par « le système » n’est pas satisfaisante. Elle n’est que le recyclage de l’attirail classique du populisme, une injure de plus à l’égard des élites. Alors tâchons d’aller plus loin : comment expliquer ce parti pris – inédit par son ampleur – en faveur d’une candidate contre l’autre ? Pourquoi une telle mobilisation ?

Le premier tort des médias, dans cette affaire, est d’avoir cru aux faits. La « raison » est la raison première de leur opposition à Donald Trump : jamais un candidat n’aura menti avec autant de méthode, jamais les médias n’auront aussi méthodiquement démonté ses mensonges. Un livre entier ne suffirait pas à les recenser, ce qui au bout du compte importe peu : ce ne sont pas les livres qui font une élection. Les faits ne pèsent rien au regard des haines et de la colère.

Le deuxième tort des médias traditionnels est d’avoir cru à la persistance de leur pouvoir d’influence. Ici, le terme de faillite est à prendre au sens propre. Car avec l’avènement des réseaux sociaux, des chaînes de mails, des sites partisans et de l’info en continue, les médias sont défiés dans leur fonction première : celle d’intermédiaire, de médiateur, de modérateur du débat public. Pour le métier de journaliste, cela ressemble à une crise existentielle : nous sommes entrés dans l’ère de l’actualité désintermédiée. Le mépris des peuples à l’égard de toute une profession vient sans doute moins de ses partis pris supposés que de son apparente inutilité. « Pour me faire une opinion, je peux très bien me passer de vous, » semblent dire à longueur d’enquêtes lecteurs, auditeurs, téléspectateurs. Depuis 20 ans, le grand public se détourne de l’information « réfléchie », celle qui assume le recul plutôt que l’immédiateté, le rendez-vous ponctuel plutôt que le flux, celle qui induit un prix à payer et non la gratuité.

Cette défiance, on nous objectera une fois de plus que les médias l’ont bien cherchée. Dans la campagne américaine, comme dans celle du Brexit, ils ont sans nul doute abusé de leur position. Les médias ne sont ni en haut, ni en bas. Ils sont – comme leur nom l’indique – au milieu. Mais où est le « juste milieu » à l’heure de la parole tous azimuts ? Comment se situer quand l’injure publique est érigée en argument électoral ?

On nous demande de relayer la colère des peuples, nous le faisons. Nos antennes regorgent d’interactivité, de reportages intitulés « la détresse des chômeurs », « l’épuisement des infirmiers », la « fronde des policiers ». Nous donnons la parole à tous les partis, y compris au Front National, qui ne peut plus depuis longtemps affirmer qu’il est ostracisé.

Alors d’où vient ce sentiment qu’on ne s’entend plus ? Cela tient à la nature inédite de la crise que traversent nos démocraties : une crise de la parole publique. Oui, on ne s’entend plus, dans tous les sens du terme. « Notre parole est devenue une langue morte », lançait Manuel Valls à la tribune de l’Assemblée Nationale lors de son discours de politique générale en 2014. La parole, monnaie d’échange du débat démocratique est dévaluée comme jamais.
Tout le monde parle, tout le temps, tout se dit, tout se vaut, tout s’oublie. Le discrédit est partout. Et dans le brouhaha, celui qui l’emporte à la fin est celui qui parle le plus fort.
Le paradoxe a été mille fois relevé : nos outils de communication sont innombrables et performants et pourtant, à l’échelle d’un pays, ils dispersent plus qu’ils ne rassemblent.

Cette situation chaotique du débat public, cette dispersion des arguments, chacun de nous, à la place qui est la sienne, en est responsable. Les grands médias bien sûr, au premier chef. Mais aussi l’anonyme qui diffuse sa haine sur Twitter, le retraité qui relaie à tous ses contacts un mail diffamatoire sans en avoir vérifié la provenance, l’homme politique qui confond parole privée et parole publique.

Alors dans la nouvelle agora décentralisée, le journalisme est-il condamné à la faillite ? Le métier n’a jamais été aussi délicat à pratiquer : métier de conscience dans un monde qui se robotise ; métier de raison dans un monde de passion ; métier d’authentification dans un monde où tout est relatif ; métier de rassemblement en des temps de dispersion ; métier de vérification dans un monde en excès de vitesse. Pour toutes ces raisons, et sûrement à contre-courant, j’ai la conviction qu’on n’a jamais eu autant besoin de journalistes.

vendredi 11 novembre 2016

Michal Kalecki

Economiste polonais, enseignant à la London School of Economics et à Cambridge.
A travaillé sur la théorie des cycles économiques et appliqué les mathématiques à la dynamique économique.

Originalité : a combiné concepts marxistes et concepts keynesiens, en pratique: lutte des classes + redistribution des profits et concurrence imparfaite.

Lodz 22/06/1899 - Varsovie 22/03/1970

(C'est-à-dire que)
 les profits = l'investissement + la consommation sur profit des capitalistes.

Dans le cadre de son raisonnement, avec des hypothèses simples, Kalecki parvient à une conclusion forte :
"les profits sont égaux aux investissement des capitalistes et à leurs dépenses de consommation."
Il reste à déterminer dans quel sens joue la causalité. On peut, par exemple, penser que ce sont les profits qui déterminent l'investissement et la consommation : si les capitalistes décident d'accroître leurs profits, alors leur consommation et leur investissement seront plus grands.

Kalecki privilégie la causalité inverse. Pour lui, les capitalistes ne peuvent déterminer directement leur profit et ce sont donc les décisions d'investissements et les dépenses de consommation des capitalistes qui fixent leurs profits : plus les capitalistes dépenseront et investiront, plus leurs profits seront grands.

Kalecki justifie ainsi son raisonnement : « Il est clair que les capitalistes peuvent décider de consommer ou d'investir durant une période donnée plus qu'à la période précédente, mais ils ne peuvent décider de gagner plus. Ce sont, en conséquence, leurs décisions d'investissement et de consommation qui déterminent les profits, et non l'inverse. » 1
Kaldor (un de ses disciples, ndlr) résumait cette proposition dans un aphorisme célèbre :
« les capitalistes gagnent ce qu'ils dépensent, les travailleurs dépensent ce qu'ils gagnent ».

LC Com-prendre (Interview de Patrick Boucheron : "L'hospitalité n'est pas un devoir, elle est un droit")

(...) L’histoire que j’aime, que je pratique, que je revendique, fait la part de l’autre. Michel de Certeau définissait le discours historique comme celui qui « comprend son autre », pas seulement qui l’admet ou cherche à l’expliquer mais qui le prend avec lui. Les valeurs de compréhension sont à la fois nécessaires à la production du savoir et à une vie bonne sur le plan éthique. Une histoire compréhensive est la mise en récit d’autres vies que la mienne. Cette compréhension d’ailleurs, il n’est pas exclu que la littérature la prenne aussi en charge. (...)

NB Patrick Boucheron est médiéviste, professeur au Collège de France (leçon inaugurale au Collège de France le 17/12/2015)

http://www.la-croix.com/Culture/Livres-Idees/Livres/Patrick-Boucheron-l-hospitalite-n-est-pas-un-devoir-elle-est-un-droit-2015-09-17-1357570?utm_source=Newsletter&utm_medium=e-mail&utm_content=20161110&utm_campaign=newsletter__crx_alert&utm_term=439201&PMID=6ffda68c8f19714ba7f1e0781bcf627d

mercredi 9 novembre 2016

Trump president 20161109 ; c'est dur


HUFFINGTON POST 5 Things We Can Learn About Aging Well From Japan

Japan is winning the gray race. Today, one in five people in Japan is 65 or older and by 2035 that number is expected to reach one in three. By comparison, in the U.S., our senior population won’t reach 20 percent until 2050. Still, the aging of America is coming and as Senior Planet recently noted, the Japanese have come up with a few innovations worth keeping an eye on.
1) Community time-banking.
As adult children both here and in Japan move away from their parents and home cities, the problem of who will care of aging relatives takes on greater urgency. The Fureai Kippu or “Ticket for a Caring Relationship” system provides care for older people through the exchange of time credits. People donate their time by helping a senior and are issued tickets as payment which can then be used by a senior to “buy” services. Anyone can earn these tickets — seniors helping another senior, someone younger helping any older person in the community — and the tickets are used to pay for things like a ride to a medical appointment or a trip to the grocery store.
Adult children who have moved away can earn tickets by helping seniors who live near them and then send the tickets they earned to their own parents. The program of complementary community currency was initiated in 1995 in Japan through the Sawayaka Welfare Foundation. It’s been widely embraced in China, which now has the largest program.
While certainly people could pay someone to drive Mom or Dad to the doctor, we like the Fureai Kippu method for a number of reasons: It is community-based and feels more personal. It also allows adult children to fulfill their own traditional and emotional need to care for aging relatives by caring for someone else’s parents and earning tickets that they can send to their own family members. It just keeps it closer to the heart.
2) A senior smartphone.
Adapting technology for easier use by seniors is a no-brainer for any company hoping to compete in the aging market.
The Japanese manufacturer Fujitsu’s Raku Raku Android smartphone was designed with older people in mind. The touchscreen features larger icons and text size, and there are fewer apps on the home screen to lessen any confusion. It has basic apps such as the phone dialer, phone book, email and weather forecast. It was introduced in France and the U.S. market may be next.
An observation: Simple terminology changes would make some technology more easily accessible. Seniors identify with words like “phone book,” instead of “contacts.” “GPS” may be meaningless while “map” is more readily understood. Why add to the problem?
3) Smart canes.
Well, why not? Fujitsu also has a walking stick prototype that comes with a built-in navigation system that not only provides the user with arrows to point them in the right direction to their destination, but allows others to track the walker’s movements. “The Next Generation” cane monitors heart rate and temperature and if necessary, can call for assistance.
Closer to home, the Isowalk smart walking stick aims to build a better mousetrap. It’s more cane than walking stick, but it avoids concentrated weight loads on the user’s wrist by adapting itself to the walker’s weight, wrist pressure, and gait.

4) Senior-friendly shopping center.
The first senior-friendly shopping center opened last year in Funabashi, Japan. Under the same roof, seniors can find same-day service for bifocals and buy groceries that are housed on shelves with large-type price tags while they wait for their glasses to be ready. Even the escalators move at a little slower speed. About 5,000 people were lined up to get in on opening day, reported the Japan Daily Press.

5) Robots.
Robots that vacuum may seem so 15 minutes ago, but robots that help improve the lives of the elderly and disabled are on every research and development company’s short list. Senior Planet looked at an autopilot wheelchair with a laser sensor and a camera to keep it from crashing into obstacles and other people. The wheelchair can move through congested areas with ease, something that will matter to seniors living in urban areas like New York.

http://www.huffingtonpost.com/2014/02/27/aging-in-japan_n_4809226.html

lundi 7 novembre 2016

HERODOTE Andrew Jackson, populiste avant Trump

Andrew Jackson (1767 - 1845)

Un self made man à la Maison Blanche


Version abrégée pour les amis d
Andrew Jackson est le premier président des États-Unis d’extraction modeste. Homme de l'Ouest, avocat autodidacte d'une honnêteté scrupuleuse, il s'apparente par là à Abraham Lincoln, plus jeune d'une génération. Mais c'est aussi un self made man énergique et fonceur, impétueux et même brutal.
Un billet de vingt dollars avec le portrait du président Andrew Jackson (avant 2016)Il a 61 ans quand il est élu une première fois à la Maison Blanche en 1828. Il clôt pour de bon l'ère « des bons sentiments » et des patriciens de la côte Est et du Sud. Avec lui, les États-Unis accèdent à la maturité. Principal président entre Jefferson et Lincoln, il a eu l'honneur de figurer sur les billets de vingt dollars.
C'est sous sa présidence qu'Alexis de Tocqueville visite l'Amérique avec son ami Gustave de Beaumont. Il en tire des enseignements mémorables sur la démocratie moderne dans son chef d'œuvre : De la démocratie en Amérique.
Camille Vignolle
Andrew Jackson prêtant serment lors de son investiture le 4 mars 1829

Mauvais garçon au grand cœur

Enfant posthume d’un immigrant irlandais, né dans une petite ferme de Caroline du Sud, rebelle aux études et joueur, Andrew Jackson prend part à la guerre d’indépendance dès l’âge de treize ans, aux côtés des Insurgents. Orphelin l'année suivante. Capturé et maltraité par les Anglais, il gardera toute sa vie une solide rancune à leur égard.
Rachel Donelson, épouse du président Andrew Jackson (15 juin 1767, Pittsylvania, Virginie ; 22 décembre 1828, Nashville, Tennessee.)Rendu à la vie civile après la guerre, il apprend en deux ans assez de droit pour entrer comme avocat au barreau de Caroline du Nord. Il s'enrichit dans la spéculation foncière et acquiert une propriété à Nashville, L'Hermitage, avec des esclaves comme cela va de soi.
Il prend aussi des cours de bonnes manières pour se faire adopter par la bourgeoisie locale.
Mais il a la fâcheuse manie de se battre en duel à la moindre occasion. Ainsi, il tue un homme qui a eu l'impudence d'insulter sa femme Rachel !...
Tenu à l’écart par les notables, il se lance dans la bataille politique, participe à la Convention qui rédige la Constitution du Tennessee et se fait élire représentant (« député ») de ce nouvel État quand il entre dans l'Union en 1796.
Il en devient sénateur l'année suivante  puis est élu en 1802 général de la milice du même État.
Traité entre Andrew Jackson et les Creeks, Fort Jackson, 1814 (lithographie, 1847, The New York Public Library)Alors s'affirment ses qualités de chef de guerre. À la tête d’une armée débraillée, il triomphe des Indiens Creeks et s’empare de leur territoire. Il adopte en passant un bébé orphelin pour lequel il s’est pris de pitié.
C’est toutefois la guerre avec l’Angleterre, en 1812, aussi qualifiée de « Seconde guerre d’indépendance », qui lui vaudra la célébrité. Nommé général de l’armée du sud, il engage une guerre de guérilla contre les Tuniques rouges anglaises qui viennent de débarquer à La Nouvelle-Orléans. Avec l’aide du pirate français Jean Laffitte, il parvient à les vaincre et reconquiert La Nouvelle Orléans... alors que la paix vient d’être signée entre les belligérants.
Devenu un héros national, Andrew Jackson se signale une nouvelle fois à l’attention de ses concitoyens en 1817 en repoussant les Indiens Séminoles jusqu’en Floride, alors territoire espagnol. Il triomphe d’eux à Pensacola et établit un gouvernement provisoire dans le territoire.
Ainsi les États-Unis se trouvent-ils engagés dans une guerre contre l'Espagne sans l'avoir déclarée ni voulue. L’Espagne, de lassitude, choisi de leur vendre ses territoires à l'Est du Mississipi.
Fort de ses succès et du soutien de l'opinion, Jackson échappe à toute sanction. Au lieu de cela, il est nommé gouverneur du territoire de la Floride. Deux ans plus tard, en 1823, il reprend son siège de sénateur du Tennessee.
Bataille de La Nouvelle-Orléans, 1815 (Edward Percy Moran, Library of Congress, Washington).

Naissance au forceps du Parti démocrate

Le président Monroe ayant annoncé son intention de ne pas se représenter au terme de son deuxième mandat, les républicains-démocrates du Tennessee proposent le 20 juillet 1822 la candidature d'Andrew Jackson aux élections de novembre 1824.
Ce faisant, ils prennent de court les élus de la capitale qui, jusque-là, avaient coutume de désigner eux-mêmes le candidat de leur parti au cours d'une réunion informelle appelée caucus.
Il s'ensuit aussitôt une débauche de candidatures locales face au candidat officiel, le sénateur Henry Clay et à deux membres du cabinet : John C. Calhoun et John Quincy Adams. Ce dernier est le fils du deuxième président des États-Unis John Adams ; il est issu de la bourgeoisie de la Nouvelle-Angleterre.
Andrew Jackson arrive en tête du vote populaire et également du vote des grands électeurs. Mais avec 99 grands électeurs, il est encore loin des 131 voix de la majorité absolue. Du coup, il revient à la Chambre des représentants de désigner le futur président ! Elle fixe son choix sur le notable John Quincy Adams. Henry Clay, homme fort du Sénat, obtient le Secrétariat d'État, première marche vers la présidence suivante.
L'Hermitage Mansion (Nashville, Tennessee), résidence d'Andrew JacksonIndigné par ce « marché corrompu », Jackson démissionne du Sénat et se retire dans sa propriété de L'Hermitage.
Mais ses amis ne renoncent pas. Pour contourner l'hostilité des notables de la côte Est, ils refondent le Parti républicain-démocrate et le rebaptisent Parti démocrate (Democratic party). C'est sous ce nom qu'il est aujourd'hui connu.
De cette époque date aussi la représentation du parti sous l'aspect d'un... âne, en référence à l'entêtement d'Old Hickory (le « Vieux Noyer »), surnom affectueux donné à Jackson (le symbole de l'âne est associé à la couleur bleue).
Quatre ans plus tard, « Andrew Jackson fait campagne contre la capitale en valorisant son statut d'outsider. Les démocrates inventent également de nouvelles méthodes de campagne. Un comité national structure les comités Jackson créés à travers tout le pays. Pour faire connaître leurs idées et mobiliser leurs électeurs, les démocrates multiplient meetings, barbecues, banquets et parades. Ils s'adaptent à l'extension du corps électoral. (...) Jackson est aussi le premier candidat dont l'image apparaît sur des badges de campagne et des assiettes »  (*)... C'est qu'il s'agit de toucher des centaines de milliers de citoyens parfois illettrés !
Avec 647 000 votes contre 508 000 pour John Quincy Adams et un total de 178 grands électeurs, Jackson l'emporte très largement sur le président sortant, sixième et dernier président issu de l'aristocratie des planteurs virginiens. Pour la première fois, la participation à l'élection présidentielle dépasse les 50%.
Une nouvelle classe sociale arrive au pouvoir, issue de l'immigration pauvre et ouvrière.
Mais cette victoire est chèrement payée. Rachel, la femme du président, s'est vue traîner dans la boue par la presse sous l’accusation de bigamie car, avant de rencontrer Andrew Jackson, elle s'était mariée à un autre homme dans un territoire indien sous tutelle espagnole.
Très affectée, elle meurt six mois plus tard. Son mari, accablé de chagrin et déjà sexagénaire, est alors tenté de démissionner.

Président à poigne

Andrew Jackson, président des Etats-Unis (1767-1845)Andrew Jackson s'en prend d'emblée à la corruption qui gangrène l'administration fédérale et destitue près de la moitié des fonctionnaires installés à des postes de responsabilité.
Il inaugure ce faisant le spoils system ou « partage des dépouilles », qui consiste à changer tout ou partie partie du personnel politique après chaque élection. Lui-même s'entoure d'un petit groupe de conseillers sans titre officiel : le kitchen cabinet ou « gouvernement de la cuisine ».
Fort de son assise électorale, le président engage un bras de fer avec le Congrès. Il oppose son veto à douze lois votées par le Congrès, soit plus que tous ses prédécesseurs.
Il s'abstient aussi de signer les lois en-dehors des sessions du Congrès, ce qui oblige les congressistes à en reprendre l'examen à chaque fois.
King Andrew the First (Le roi André Ier) : caricature d'Andrew Jackson lors de la campagne présidentielle de 1832, après son veto sur le projet de loi bancaireSes opposants dénoncent son emploi abusif du veto tout comme son clientélisme et le surnomment « roi Andrew 1er ». Tocqueville, quant à lui, voit dans sa présidence un renouveau de la démocratie !
Vis-à-vis des Indiens qu'il a combattus dans sa turbulente jeunesse, Jackson ne montre aucune empathie. Un accord tacite qui remontait à l'indépendance laissait toute liberté de mouvement aux Indiens au-delà du Mississipi. Mais des Indiens au nombre d'environ 60 000 persistaient à survivre à l'Est du grand fleuve. Par l'Indian Removal Act du 28 mai 1830 (« Loi de déplacement des Indiens »), le président ordonne le déplacement de ceux-ci vers des territoires au-delà du Mississipi.
Il va s'ensuivre de violentes dissensions à l'intérieur des « nations » indiennes. Les Cherokees, en particulier, se divisent sur l'attitude à tenir. Ceux qui acceptent de quitter leur terres ancestrales à la suite du traité de New Echota (29 décembre 1835) vont connaître un sort effroyable sur le « Chemin des Larmes » (Trail of tears).

Lutte des classes

Pour la première fois, l'économie et la finance entrent dans les prérogatives présidentielles. Fidèle à l'idéal rousseauiste de Jefferson, Jackson défend les droits des États et engage la lutte contre la finance de New York : il s'oppose en particulier à la reconduction de la Seconde Banque des États-Unis, une institution privée qui bénéficie d'un monopole d'État, dans le prolongement de la Banque fédérale fondée par Hamilton en 1791.
Seule banque du pays autorisée à recevoir des fonds fédéraux, la Second Bank symbolise aux yeux des pionniers de l'Ouest la puissance du capitalisme de la côte Est. Considérant qu'elle représente une menace pour la démocratie, le président refuse le renouvellement de sa charte et en retire les fonds fédéraux.
« La Banque essaie de me tuer mais c'est moi qui la tuerait !r » confie Jackson au vice-président Martin Van Buren. Il faudra attendre 1913 pour que le pays se dote d'une Banque centrale, la Réserve fédérale.
Mais dans le même temps, en 1832, Andrew Jackson sévit avec vigueur contre la prétention de la Caroline du Sud à « nullifier » les droits de douane de la fédération qu'elle juge trop élevés. La nullification est une disposition prévue par la Constitution mais jusque-là oubliée qui permet à un État de faire abroger une loi fédérale.
Avec le concours de son rival, le sénateur Henry Clay, surnommé the Great compromiser (le « Grand pacificateur »), Andrew Jackson oblige la Caroline du Sud à s'incliner. Il n'hésite pas à agiter la menace d'une intervention militaire et dirige des navires de guerre vers la capitale de l'État, Charleston. En privé, il menace aussi de pendre le sénateur John C. Calhoun, qui mène l'attaque. La Caroline du Sud et les autres États sudistes repartiront à l'aventure 28 ans plus tard en faisant sécession mais c'est une autre histoire...

Un homme d'influence

Tentative d’assassinat d’Andrew Jackson le 30 janvier 1835Populaire mais honni par la bourgeoisie de Washington et souvent caricaturé, Andrew Jackson devient, le 30 janvier 1835, le premier président victime d'une tentative d'assassinat.
Son agresseur, un déséquilibré, tire sur lui au Capitole mais ses pistolets s'enraient heureusement au moment décisif et le président, pas décontenancé pour un sou, se jette sur lui en brandissant sa canne.
Le président va exercer en définitive deux mandats et quitter la Maison Blanche le 3 mars 1837 aussi pauvre qu’il y est entré. En se retirant, à 69 ans, il propulse sur le devant de la scène son vice-président  Martin van Buren. Il lui succède sans difficulté.
Jusqu'à sa mort, dix ans plus tard, Andrew Jackson va continuer de peser sur la vie politique et le parti démocrate. En 1844, après la présidence du général William Henry Harrison, soutenu par les whigs, l'ancien président arrive à faire élire un démocrate de son État du Tennessee, James K. Polk. C'est la première fois qu'un parti réussit à regagner la Maison Blanche après l'avoir perdue. L'alternance politique entre dans les mœurs.