dS 20180523 Philip Roth in memoriam

Philip roth (1933-2018)

Een ‘Great American Author’ is overleden

Philip Roth schreef briljante boeken. ap

Tijdloze literaire onfeilbaarheid

Philip Roth schreef briljante boeken. En op niemand valt beter het label te kleven van Great American Author, de chroniqueur van een natie.

Jeroen Overstijns

Interviews met Philip Roth zijn schaars. En hoe meer bewonderaars aan zijn lippen hingen, hoe meer Roth het zich permitteerde om zich af te wenden van het publieke literaire leven. In interviews toonde hij zich vaak zelfs uiterst stug, maar zijn bewonderaars haastten zich altijd om te zeggen hoe charmant hij wel niet is als je hem maar écht kent. Roth had dus iets wat ook Hugo Claus bezat: hij droeg een tijdloze literaire onfeilbaarheid over zich als een fluwelen mantel waarvan velen de slippen willen dragen, op zoek naar hun klein stukje van die zonneschijn.
Zijn boeken rechtvaardigden dat onaantastbare imago. Zijn oeuvre is indrukwekkend. Het graaft klassiek maar doortastend naar de wortels van wat het is om Amerikaan te zijn en mens te zijn.

Joods zijn

 pn

Al leek in het begin de vraag voor Philip Roth vooral wat het betekende om joods te zijn. Zijn eerste stappen in de literatuur stonden in het teken van zijn joodse achtergrond. De jonge Roth publiceerde op het einde van de jaren vijftig kortverhalen, die door enkele New Yorkse rabbi’s als hoogst onwelvoeglijk werden beschouwd. Ze vonden het niet kunnen dat een jood schreef over andere joden als over doodgewone mensen met hun goede, maar ook slechte kanten.
Een deel van de religieuze goegemeente steigerde vooral toen Roth een van zijn verhalen ook nog eens publiceerde in The New Yorker, thuisbasis van New Yorks intellectualisme. Daarmee lag de vuile was echt op straat. Maar zoals het met veel schrijvers gaat: als ze maar genoeg talent hebben, is een schandaaltje in het begin van hun carrière eerder een zegen dan een gesel. En talent had hij met hopen. Roth kreeg meteen ook alle lof van vooraanstaande joodse schrijvers, en een paar maanden later bekroonde een jury zijn debuut Vaarwel Columbus met de National Book Award.
Het was 1959, de 26-jarige en pas getrouwde Philip Roth stond meteen op een plaats in de rangorde die hij niet meer heeft afgestaan tot hij in 2012 aankondigde zijn laatste boek te hebben geschreven.

Amerikaanse way of life

Roth is dus nooit een verkeerd begrepen genie geweest die jaren heeft moeten vechten voor zijn plaats in de pikorde. Hij was ook niet de grote vormelijke vernieuwer, de producent van een soort literatuur waarvoor de geesten nog jaren moesten rijpen. Het is ongetwijfeld een deel van de verklaring van zijn imago als sereen auteur boven het gewoel, een Everyman die iedereen kon bekoren en uitgroeide tot het symbool van Amerikaanse literatuur. En dat voor een man die toen hij jong was liever baseball speelde.
Roth werd weliswaar in 1933 geboren in een familie van joodse migranten, maar hij kreeg al vanaf zijn jeugdjaren in Newark vlakbij New York de seculiere Amerikaanse way of life mee. Zijn vader werkte voor een verzekeringsmaatschappij, en als zijn ouders hem geen rijkdom konden geven, dan toch minstens een goede scholing. Roth studeerde literatuur in Chicago en ging daarna literatuur doceren. Hij trouwde snel, maar scheidde ook snel – er volgden jaren van psychoanalyse om deze en vele volgende liefdes te verwerken.

Foto’s van meisjes in bikini

Tien jaar na zijn eerste schreef hij in 1969 met Portnoy’s klacht misschien wel zijn grappigste roman. Was hij daarvoor al beroemd, dan werd hij nu ook berucht met deze blik op de wereld van een dertienjarige joodse jongen die zich laat leiden door zijn hormonen. Het boek paste perfect in de tijdgeest van de contracultuur en protestbewegingen. Na enkele weken waren honderdduizenden exemplaren de deur uit, en het boek werd het best verkochte van dat jaar.

 afp

‘Ik had een literaire reputatie,’ vertelde Roth in 2014 aan de BBC, ‘Ik had een seksuele reputatie, en ik stond bekend als een gek. Ik kreeg honderden brieven, honderd per week, waarvan sommige met foto’s van meisjes in bikini. Ik had tal van mogelijkheden om mijn leven te verwoesten.’ Vele jaren later reikte president Obama hem een medaille van verdienste uit, en verwees in zijn laudatio lachend naar wat generaties van Amerikaanse jongeren van Portnoy geleerd hebben. Waarmee Obama natuurlijk bedoelde: masturberen.

Gezondheidsproblemen

De decennia die op Portnoy volgen, zijn wisselvallig. Roth oogstte wat verhitte reacties met een alternatieve geschiedenis van Anne Frank, en schreef onder andere enkele memoires. Zijn relaties en gezondheid waren turbulent. De immer overspelige Roth kwam in zware huwelijksproblemen. Zijn toenmalige vrouw hing jaren later de was over hun relatie buiten in scherpe memoires. Roth reageerde amper op het vernietigende portret van dwingeland en schuinsmarcheerder, maar verwerkte zijn ex later wel in verschillende boeken die op die manier konden gelezen worden als een afrekening.
Roth had ook gezondheidsproblemen – hij was er lang van overtuigd dat hij jong zou sterven – hij onderging enkele hartoperaties, en had diepe depressies. Eind jaren tachtig verkaste hij – na elf jaar lang de helft van het jaar in Londen te hebben gewoond – weer naar New York en Connecticut. Hij scheidde van zijn vrouw, omarmde de VS en vond er de inspiratie en rust die leidden tot een nieuwe bloeiperiode in zijn werk, wellicht zelfs zijn beste. Hij had naar eigen zeggen na een periode van persoonlijke ellende zijn weg teruggevochten naar de lijvige roman.
In de jaren negentig groeide de faam van Roth tot een ongekende hoogte, zijn boeken werden grootser opgezet en groeven steeds dieper. Operation Shylock en vooral Sabbath’s theater uit 1993 en 1995 zijn moderne klassiekers. Maar hij wellicht zal hij nog het meest herinnerd worden om de drie grote romans die daarop volgden, over de Amerikaanse cultuur in de tweede helft van de jaren twintig, met op de achtergrond grote gebeurtenissen als de Vietnamoorlog en de communistenjacht.

I Married a Communist

I married a communist, American pastoral – volgens Roth zelf samen met Sabbath’s theater wellicht zijn beste roman, en bekroond met de Pulitzer – en het verfilmde The human stain zijn heel monomaan van opzet. Nathan Zuckerman, zonder twijfel een alter ego van Roth door de vele biografische parallellen, vertelt wat gebeurde in zijn jeugd. Soms lijkt het wel alsof Roth altijd dezelfde roman schreef, maar de vorm stond dan ook telkens als een huis, en Roth vindt in elk van deze boeken weer briljant dat moeilijke evenwicht tussen de kleine en de grote wereld.
In dat opzicht is zijn laatste brede roman die vier jaar na de trilogie volgt, The plot against America, meer een prachtig slotakkoord dan de epiloog van een periode van ongekende groei. Het boek was zijn eerste echte bestseller na Portnoy’s complaint, en ondertussen had Roth alle Amerikaanse literaire prijzen gekregen die er waren. Na deze laatste roman, ambitieuzer dan ooit, verwachtte iedereen dat de Nobelprijs slechts een kwestie van jaren kon zijn.

 ap

‘Ik deed het beste wat ik kon met wat ik had’

In de laatste fase van zijn carrière, Roth was dan al de zeventig gepasseerd, schreef hij enkele dunne en indringende romans over wat het was om ouder te worden en te vergeten, romans waarvan Alleman en Verontwaardiging zonder twijfel de beste zijn.
In 2010, hij was toen 79, herlas hij al zijn boeken, en wist daarna wat hij moest doen. Roth liet weten dat het genoeg geweest was. Er zou geen volgende boek meer komen. In 2014 gaf hij zijn laatste interview. Hij woonde ondertussen al enkele decennia voornamelijk verscholen in de bossen in Connecticut boven New York, en vulde zijn dagen met lezen, telefoneren, brieven schrijven en gymnastiek. Dat laatste wellicht ook om de rugproblemen te trotseren waarmee hij zijn hele leven worstelde. Dat was ook de reden waarom hij rechtstaand schreef, aan een verhoogd bureau.
Naar verluidt hing op zijn pc een briefje om hem eraan te herinneren dat het nu genoeg geweest is. Maar Roth was streng. ‘Ik wilde checken of ik mijn tijd had verspild met schrijven. En ik dacht dat het min of meer een succes was geweest. Op het einde van zijn leven zei de bokser Joe Louis: “Ik deed het beste wat ik kon met wat ik had.” Dat is precies wat ik zou zeggen over mijn werk: “Ik deed het beste wat ik kon met wat ik had.” Nu is er voorgoed de eeuwigheid.’

http://www.standaard.be/cnt/dmf20180523_03525502

dS 20180523 Les livres de Philip Roth qu'il faudrait avoir lu (d'après dS)

PHILIP ROTH (1933-2018)

Een keuze uit tientallen werken

Philippe Roth. reuters

Vier om te lezen

Philip Roth schreef tientallen romans. Maar welke moet u zeker gelezen hebben?

I married a communist (1998)
Roth heeft het Newark van zijn naoorlogse jeugd prachtig verbeeld, en zijn portrettering van de communistenjacht in het Amerika van de jaren vijftig is een van de beste boeken in dat tijdsgewricht. Een radioster wordt door zijn communistische sympathieën ten gronde gericht in een tijd van gruwelijke paranoia.
Everyman (2006)
Hoe ga je om met aftakeling en de dood? In geen eerder boek zat Roth zo dicht op de ziel van zijn personages. Een oudere man ziet zijn einde naderen, en gaat op zoek naar een manier om daarmee te leven.
The plot against America (2004)
Roth draait de geschiedenis om: wat als de Verenigde Staten Charles A. Lindbergh tot president hadden verkozen en daarna tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van Hitler had gekozen. Maakt als uiterst ambitieuze roman en ontroerend portret van zijn ouders wellicht de kans om de geschiedenis in te gaan als de essentiële Roth, en zeker een van de meest fantasierijke.
Portnoy’s complaint (1969)
Een roman die uitlegt hoe je geweldig joods kan zijn en tegelijk altijd zin in seks kan hebben. Een uiterst grappige roman waarmee Roth vooral wilde duidelijk maken dat joden geen andere weg is gegeven dan gewoon mens zijn. Geen gemakkelijke boodschap voor het uitverkoren volk dat nog niet klaar was om de herinnering aan de Holocaust in de ogen te kijken.

http://www.standaard.be/cnt/dmf20180523_03525503 

Citation de Descartes (les subdivisions sont de moi)

 « […] il y a trois genres de questions qu’il faut distinguer.
1. Certaines choses en effet ne sont crues que par la foi, comme le sont le mystère de l’Incarnation, la Trinité, et d’autres semblables.
2. D’autres, bien qu’elles regardent la foi, peuvent pourtant être recherchées par la raison naturelle ; parmi elles, les théologiens orthodoxes ont coutume de recenser l’existence de Dieu, et la distinction entre l’âme humaine et le corps.
3. Et enfin d’autres ne concernent en aucune façon la foi, mais seulement le raisonnement humain, comme la quadrature du cercle, la façon de fabriquer de l’or [c’est-à-dire une question de géométrie, et une autre de chimie], et d’autres semblables.

Mais ils abusent des paroles de la Sainte Écriture, ceux qui, en les expliquant mal, pensent en tirer des [énoncés] de la troisième catégorie ; et de même, ils portent aussi atteinte à l’autorité de l’Écriture ceux qui s’efforcent de démontrer des énoncés de la première catégorie par des arguments tirés de la seule philosophie ; néanmoins tous les théologiens soutiennent qu’il faut montrer que ces énoncés mêmes ne sont pas contraires à la lumière naturelle, et c’est en cela qu’ils font principalement consister leur travail. (Notes à propos d’une certaine affiche, art. 4.) » 



Voilà qui met de l'ordre dans la pensée.  L'exposé est si clair qu'on se demande comment on peut encore faire ce genre d'erreur. C'est à se demander si on lit encore Descartes. Pourtant il n'est pas en odeur de sainteté auprès de l'église catholique. Comme souvent , on préfère en parler sans l'avoir lu ; c'est évidemment plus simple.

LC 20180523 Philip Roth - in memoriam

Philip Roth et le judaïsme, l’histoire d’un malentendu

L’écrivain américain est mort mercredi 23 mai à l’âge de 85 ans. Son œuvre colossale est marquée par le milieu juif, qu’il dépeint fréquemment et sans concession, et avec lequel il aura suscité maintes controverses et tensions.

Philip Roth chez lui en septembre 2005 à Warren aux Etats-Unis. / Douglas Healey/AP

Petit-fils d’immigrés juifs d’Europe de l’Est, Philip Roth n’aura néanmoins pas manqué d’être conspué par une partie des juifs aux États-Unis. Sa description de la judéïté, en filigrane de nombre de ses romans, ne témoigne pas d’une particulière bienveillance à l’égard du milieu dans lequel il a grandi, certains y voyant même de l’antisémitisme.
Deux de ses ouvrages en particulier ont suscité la controverse : Goodbye, Columbus (1959) et Portnoy et son complexe (1969). Le premier est aussi son tout premier livre. C’est en réalité un recueil de nouvelles, dont l’une est le point de départ des relations houleuses de l’écrivain avec d’autres juifs. Intitulée Défenseur de la foi et publiée dans le New Yorker, elle a provoqué une avalanche de lettres de lecteurs, pour la plupart hostiles. De nombreux rabbins à New York ont conspué le texte dans leurs sermons. « N’y a-t-il donc personne pour réduire cet homme au silence ? Les Juifs du Moyen Âge auraient su quoi faire de lui », a écrit l’un d’eux dans une lettre à la Ligue Antidiffamation.

Le communautarisme et ses dérives exposés

Pourquoi tant de violence contre ce texte ? La nouvelle raconte l’histoire d’un jeune soldat juif qui cherche à obtenir des faveurs d’un frère d’arme, au nom de leur religion commune. Ce qui gêne alors, explique Marc Knobel, historien et directeur des études au Crif, c’est que Philip Roth évoque directement « la question du communautarisme juif aux États-Unis et la question de la solidarité communautaire, en plus du rapport de la laïcité avec des pratiques religieuses spécifiques ».
Philip Roth est accusé par certains de ses détracteurs de « faire autant de mal avec « Défenseur de la foi » que toutes les organisations antisémites pour faire croire que tous les juifs sont des menteurs et des voleurs ». Le texte de l’auteur américain est la cible d’une critique au premier degré qui ne prend pas en compte l’aspect volontairement caricatural de ses personnages. Pour Marc Knobel, la simple lecture d’« Elie le fanatique », autre nouvelle du recueil, « suffit à balayer les accusations d’antisémitisme. L’histoire : des Juifs très intégrés tentent de convaincre un vieux coreligionnaire de cesser de porter son habit traditionnel en public. Le personnage principal, qui fait partie du groupe, se mettra finalement au terme du livre à porter lui-même ces vêtements.

« Un écrivain libre »

Dix ans plus tard, nouveau vent de polémique avec la parution de son troisième roman « Portnoy et son complexe ». À nouveau, son style cru et sans concession navigue entre son expérience personnelle et la fiction la plus imaginaire, pour servir un récit traitant d’un avocat juif new-yorkais aux obsessions sexuelles marquées. Un mélange des genres qui choque, et soulève une fois encore des critiques, ses détracteurs accusant Philip Roth de véhiculer les pires clichés antisémites.
Pour l’historien Marc Knobel, ce qui suscite un tel malaise des milieux juifs envers Philip Roth est l’incompréhension face à « un écrivain totalement libre. Ils ont pris sa liberté pour de l’antisémitisme ». Récusant ces accusations, l’écrivain a aussi toujours refusé d’être catalogué « écrivain juif », marquant clairement son indépendance.
« Il s’accorde le droit de caractériser les choses qui lui tiennent à cœur, » décrypte encore l’historien. « D’ailleurs, il n’est pas dur qu’avec les juifs. Il est avant tout dur avec l’Amérique ». Son regard acerbe et sa plume désopilante teintée de caricature se portent sur toute la société, avec le refus marqué d’être limité par la bienséance. « Je ne suis pas certain que Philip se rende toujours compte qu’il est scandaleux, » avait déclaré à son compte le Prix Nobel de littérature Saul Bellow. « C’est un radical. Il estime qu’il doit traiter le bizarre comme si c’était tout à fait normal ».
L’écrivain a beau être sulfureux et se heurter à un certain puritanisme américain, cette totale liberté lui vaudra aussi son succès, en témoigne le fameux « Portnoy et son complexe ». À sa publication, il écoula 275 000 exemplaires en seulement 48 heures.

Joséphine Kloeckner

 

https://www.la-croix.com//Urbi-et-Orbi/Philip-Roth-judaisme-lhistoire-dun-malentendu-2018-05-23-1200941160?utm_source=Newsletter&utm_medium=e-mail&utm_content=20180523&utm_campaign=newsletter__crx_urbi&utm_term=1051983&PMID=6ffda68c8f19714ba7f1e0781bcf627d 

Il y a de la place pour tout le monde

Concile Vatican II
Constitution dogmatique sur l'Église « Lumen gentium », §16 (trad. cf Winling)


Est-ce qu'ils marchent avec nous ?

      Quant à ceux qui n'ont pas encore reçu l'Évangile, eux aussi sont ordonnés de diverses manières au peuple de Dieu. Et en premier lieu, ce peuple qui a reçu les alliances et les promesses, et dont le Christ est issu selon la chair (Rm 9,4-5), peuple très aimé du point de vue de l'élection, « à cause de leurs pères, car les dons et l'appel de Dieu sont irrévocables » (Rm 11,28-29). Mais le dessein de salut embrasse aussi ceux qui reconnaissent le Créateur, en premier lieu les musulmans qui, professant avoir la foi d'Abraham, adorent avec nous le Dieu unique, miséricordieux, qui jugera les hommes au dernier jour.

      Quant aux autres qui cherchent le Dieu inconnu à travers des ombres et des images, Dieu n'est pas loin d'hommes de cette sorte, puisque c'est lui qui donne à tous vie, souffle et toutes choses (Ac 17,25-28) et que, comme Sauveur, il veut que tous les hommes soient sauvés (1Tm 2,4). En effet, ceux qui, sans faute de leur part, ignorent l'Évangile du Christ et son Église et cherchent cependant Dieu d'un cœur sincère et s'efforcent, sous l'influence de sa grâce, d'accomplir dans leurs actions sa volonté telle qu'ils la connaissent par ce que leur dicte leur conscience, eux aussi peuvent arriver au salut éternel. La Providence divine ne refuse pas les secours nécessaires pour le salut à ceux qui, sans faute de leur part, ne sont pas encore parvenus à une connaissance explicite de Dieu, mais cherchent, non sans le secours de la grâce divine, à mener une vie droite. En effet, tout ce qui se trouve de bon et de vrai chez eux est considéré par l'Église comme une préparation à l'Évangile et comme un don de Celui qui illumine tout homme pour qu'il ait finalement la vie.     

Que celles et ceux qui ont des oreilles entendent

Jésus traversait la Galilée avec ses disciples, et il ne voulait pas qu’on le sache,
car il enseignait ses disciples en leur disant : « Le Fils de l’homme est livré aux mains des hommes ; ils le tueront et, trois jours après sa mort, il ressuscitera. »
Mais les disciples ne comprenaient pas ces paroles et ils avaient peur de l’interroger.
Ils arrivèrent à Capharnaüm, et, une fois à la maison, Jésus leur demanda : « De quoi discutiez-vous en chemin ? »
Ils se taisaient, car, en chemin, ils avaient discuté entre eux pour savoir qui était le plus grand.
S’étant assis, Jésus appela les Douze et leur dit : « Si quelqu’un veut être le premier, qu’il soit le dernier de tous et le serviteur de tous. »
Prenant alors un enfant, il le plaça au milieu d’eux, l’embrassa, et leur dit :
« Quiconque accueille en mon nom un enfant comme celui-ci, c’est moi qu’il accueille. Et celui qui m’accueille, ce n’est pas moi qu’il accueille, mais Celui qui m’a envoyé. »

HERODOTE L'esclavage et le devoir de mémoire, et de repentance, et de contrition ; ad vitam aeternam ?

3 mai 2018

Esclavage : une mémoire mal orientée

Est-il opportun d'installer au cœur de Paris une « Fondation pour la mémoire de l’esclavage » ?
Est-il pertinent de ressasser le souvenir de la traite atlantique tout en feignant d'ignorer la résurgence de l'esclavage, de l'Amérique latine au sous-continent indien en passant par la Méditerranée et l'Afrique ?...

170 ans après son abolition, l’esclavage revient en France au cœur des enjeux mémoriels. Le phénomène est corrélé à l'augmentation rapide du nombre de résidents originaires d’Afrique subsaharienne et à la montée des revendications racialistes.
Tout a commencé en 2001 avec la loi Taubira qui a fait de la traite européenne (et elle seule) un crime contre l’humanité. Le 10 mai, anniversaire de cette loi, est devenu une Journée des « Mémoires de la traite négrière, de l'esclavage et de leurs abolitions ».
Le 27 avril 2018, anniversaire de l’abolition de l’esclavage dans les colonies françaises, le président Macron a aussi annoncé la création d’une « Fondation pour la mémoire de l’esclavage ». Son siège devrait être installé au cœur de Paris, sur la place de la Concorde, dans le superbe hôtel de la Marine où fut signé le décret d’abolition.
Le choix de cet endroit au cœur de la France paraît malvenu car, s’il y a un territoire dans le monde qui a été épargné par l’esclavage au cours du dernier millénaire, c’est bien l’Europe occidentale !

Les routes de l'esclavage (Arte) : 1- une institution immémoriale

Jusqu'au 29 juin 2018, on peut voir sur le site Arte un excellent documentaire en quatre épisodes de 52 minutes chacun sur Les routes de l'esclavage.

 

 

Le premier épisode ci-dessous rappelle que l'esclavage est une institution immémoriale, même si des sociétés anciennes ne l'ont pas pratiqué. Il note que les musulmans ont, les premiers, pratiqué le négoce international des esclaves, achetant d'abord des Slaves puis, de plus en plus, des Africains, les uns et les autres étant préalablement castrés...

Une réalité quasi-universelle

L’esclavage était une institution très répandue sous l’Antiquité à de rares exceptions près (Ancien Empire égyptien, Crète, Étrurie) comme le rappelle la série Les routes de l'esclavage diffusée sur Arte le 1er mai 2018. Il était avant tout la conséquence des guerres, les captifs ayant vocation à servir leurs maîtres.
En Afrique subsaharienne, du fait de l’abondance des terres et de la rareté des hommes, c’était le nombre d’esclaves et de femmes (polygamie) qui déterminait le rang social de chacun, au contraire de l’Europe ou de l’Extrême-Orient, où la richesse se mesurait à la possession de terres.  Dès avant notre ère, l’esclavage est donc devenu un élément central des sociétés subsahariennes (*).
Quand les Arabes musulmans sont entrés en relations avec les chefs africains au VIIIe siècle, ceux-ci n’ont trouvé à leur vendre que des esclaves (et de l’or), en échange des biens manufacturés venus d'Orient. L'Afrique subsaharienne est ainsi devenue la première source d'esclaves pour les Orientaux et, peu à peu, dans le monde musulman, l’esclave s’est confondu avec le Noir, les mêmes termes désignant souvent en arabe l’un et l’autre.
Ainsi est né le racisme avec même une justification religieuse, la « malédiction de Cham ». Maudits, les esclaves noirs l'étaient par la castration préalable qui en tuait la grande majorité avant que les survivants ne servent comme eunuques dans les plantations de basse Mésopotamie ou les harems de Bagdad et du Caire !
Castrés étaient aussi les esclaves blancs capturés dans les Balkans et à l'Est de l'Europe et revendus aux musulmans par les marchands vénitiens. Le quai des Esclavons, dans la cité des Doges, en garde le souvenir. Mais à l'orée de l'An Mil, dans la chrétienté occidentale, l'esclavage tomba en désuétude et il en vint à être réprouvé jusqu'à inspirer au roi de France Louis X un célèbre édit selon lequel « le sol de France affranchit l'esclave qui le touche » (1315).

Les routes de l'esclavage (Arte) : 2- les Portugais et la traite

La série Arte souligne ici le rôle précurseur des Portugais dans la réintroduction de l'esclavage en Occident au XVe siècle. Elle montre que cette pratique n'avait pas de connotation raciste, les noirs étant aussi très présents à Lisbonne en qualité d'hommes libres et même de nobles... Elle néglige curieusement les Espagnols qui ont pourtant été les premiers à introduire des Africains en Amérique en 1502.

Les chrétiens occidentaux redécouvrent l'esclavage

Du fait du regain du commerce dans la Méditerranée, les Européens de la fin du Moyen Âge connaissaient néanmoins l'existence de l'esclavage et s'en accommodaient tout en le réprouvant  (cette attitude est comparable à la nôtre vis-à-vis de l'exploitation des femmes et des enfants dans les usines de Chine ou du Bangladesh). Marco Polo, par exemple, a acquis au cours de ses voyages en Orient un esclave qu'il affranchira sur son lit de mort.
Comme le voyageur génois, des négociants italiens, espagnols et portugais achetèrent des esclaves au Maghreb et introduisirent l’économie de plantation au sud des péninsules italienne et ibérique (le même phénomène est en voie de se reproduire au XXIe siècle, à la faveur de la grande migration africaine : des migrants sont asservis par des entrepreneurs sans scrupules dans les latifundias d'Andalousie et des Pouilles). Au milieu du XVe siècle, des marins en quête de profit eurent aussi l'idée de razzier des esclaves au fur et à mesure de leur progression le long des côtes africaines, et de les revendre à Lagos, au Portugal.
Les Portugais établirent sur la petite île tropicale de Sao Tomé une première colonie à vocation succrière, avec des esclaves achetés au royaume du Kongo. Il n'y a pas de connotation raciale dans ce commerce singulier. Des Africains christianisés y participent aux côtés des Portugais et possèdent eux-mêmes des esclaves. Une partie d'entre eux s'intègre même à la société aristocratique de Lisbonne.
Ayant mis le pied au Brésil, les Portugais y reproduisirent en 1516 les plantations sucrières qui avaient fait la fortune de Sao Tomé. Dans le même temps, les Espagnols importèrent des esclaves africains aussi bien que des travailleurs européens dans leurs colonies du Nouveau Monde. Ce trafic se développa très vite en dépit des condamnations pontificales.

Les routes de l'esclavage (Arte) : 3- la traite atlantique

Ce troisième épisode de la série Arte, le plus brutal, montre comment, par cupidité, des Européens se sont lancés au XVIIe siècle dans l'économie de plantation et son corollaire, l'esclavage, en donnant à celui-ci un statut juridique. C'est à cette époque que sont apparus en Occident les préjugés racistes... Notons qu'ils étaient déjà très présents dans le monde musulman depuis la fin du premier millénaire.

Le mercantilisme au service de l'économie esclavagiste

La traite atlantique prit de l’ampleur au XVIIe siècle et au Siècle des Lumières, le mal-nommé. Elle fut encouragée par une idéologie qui avait à l'époque cours en Europe, le mercantilisme : pour la prospérité de leur État, les gouvernants croient utile de subventionner l'économie sucrière et le commerce négrier... Elle fut aussi rendue possible parce que, sur les côtes du golfe de Guinée, des chefs africains se montraient désireux de vendre leurs propres esclaves aux navires de passage. Cela relevait pour eux d’un commerce ordinaire, grâce auquel ils pouvaient s'approvisionner en biens manufacturés et en armes.
Dans les colonies hispaniques, encore imprégnées d’esprit médiéval, les esclaves étaient assimilés aux anciens serfs ; les préjugés raciaux étaient limités et les métissages fréquents. Dans les colonies françaises et anglaises, d’esprit plus moderne, l’esclavage avait un caractère plus formaliste. Il était ressenti comme une aberration morale et néanmoins pratiqué parce qu’il apportait du confort à bon compte (un peu comme aujourd’hui nous persistons à brûler du pétrole pour notre agrément, tout en ayant clairement conscience de détruire la planète).
La morale est sauve, peut-on dire, puisque toutes les régions qui ont pratiqué (ou pratiquent encore) l’esclavage figurent parmi les plus pauvres de leur catégorie. Du sud des États-Unis aux Indes en passant par la péninsule ibérique, l’Amérique tropicale, l’Afrique et le Moyen-Orient, l’asservissement des hommes n’a jamais produit d’enrichissement durable. L’esclavage et ses produits dérivés, le sucre, le café et le coton, ont pu être un mode d’enrichissement spéculatif. Ils n’ont jamais été un facteur de progrès (de la même façon qu'aujourd'hui, le pétrole et le gaz peuvent outrageusement enrichir certains oligarques sans générer pour autant de développement).
La révolution industrielle à l'origine de la prospérité de l'Europe et des États-Unis s'est forgée dès le Moyen Âge dans les États de droit tels que l'Angleterre, le Bassin parisien, les pays rhénans et la plaine du Pô. Elle s'est épanouie au XIXe siècle dans ces régions et en Nouvelle-Angleterre sans relation évidente avec les systèmes esclavagistes (aujourd'hui encore, le développement vient exclusivement du travail et de l'inventivité des hommes, dans la recherche et l'industrie, en Amérique du nord, en Europe, autour de la mer de Chine...).

Les routes de l'esclavage (Arte) : 4- des abolitions à nos jours

La série Arte se conclut sur les abolitions occidentales en soulignant toutefois l'accélération des trafics au début du XIXe siècle, en particulier vers le Brésil, principale destination des esclaves africains et dernier pays occidental à abolir l'esclavage en 1888.
Elle établit toutefois une continuité abusive entre la traite atlantique et la colonisation de l'Afrique à la fin du XIXe siècle (la « course au drapeau »), les deux phénomènes n'ayant guère à voir l'un avec l'autre. Elle s'abuse également en évoquant les revenus mirobolants qu'aurait généré l'économie esclavagiste. Celle-ci a davantage freiné le développement de l'Occident qu'elle ne l'a facilité (voir plus haut).

Clientélisme électoral et mémoire

Au vu de ce rappel historique, on peut se demander s'il est bien nécessaire de créer en France une fondation mémorielle et si l’hôtel de la Marine est le lieu le plus approprié pour celle-ci.
Ne faudrait-il pas plutôt se préoccuper de la résurgence de l’esclavage en Amérique latine, en Afrique, au Moyen-Orient et aux Indes (esclavage pour dettes, ventes d'enfants, capture de migrants) ? À moins que l'on ne veuille avant tout persuader les Français de leur responsabilité dans un fléau auquel la majorité d’entre eux n’ont jamais pris la moindre part, pas plus que leurs ancêtres jusqu’à la trentième génération ?
Destinée à satisfaire quelques associations racialistes, dans une approche clientéliste, l'annonce du président Macron est de nature à aggraver un peu plus les fractures au sein de la nation française.

Alban Dignat

 

https://www.herodote.net/articles/article.php?ID=1723&get_all=1&ID_reac=12912&tout=1#12912 

Autant savoir ce que coûte un courriel

« Si l’on considère la totalité de son cycle de vie, le simple envoi d’un mail d’1 mégaoctet (1 Mo) équivaut à l’utilisation d’une ampoule de 60 watts pendant 25 minutes, soit l’équivalent de 20 grammes de CO₂ émis »

Françoise Berthoud, informaticienne au Gricad

fondatrice en 2006 du groupement EcoInfo

Dur dur, non ?

Gustave Le Bon ; perspicace non ?

« …Les blessures d’amour-propre sont celles dont le souvenir s’efface le moins. Le Tiers-État en avait supporté beaucoup. À une réunion des États Généraux de 1614 où ses représentants s’étaient vus obligés de rester à genoux tête nue, un membre du Tiers ayant osé dire que les ordres étaient comme trois frères, l’orateur de la noblesse répondit : « qu’il n’y avait aucune fraternité entre elle et le Tiers, que les nobles ne voulaient pas que les enfants de cordonniers et de savetiers les appelassent leurs frères ». »

— Révolution Française et la Psychologie des Révolutions

«  La soif d'inégalité semble un besoin irréductible de la nature humaine. On sait avec quelle ardeur les Conventionnels échappés à la guillotine sollicitaient de Napoléon des titres nobiliaires. Le rêve égalitaire qui les avaient conduits à tant de massacres n'était donc en réalité qu'un violent désir d'inégalité à leur profit. L'histoire n'a pas encore cité, d'ailleurs, de pays où régnât l'égalité.  »

— Les Incertitudes de l'heure présente

« Les peuples ne se résignent pas à la défaite quand ils se croient supérieurs à leurs vainqueurs. Une tentative de revanche germanique peut donc être considérée comme un des plus sûr événements de la future Histoire. »

— Les Incertitudes de l'heure présente, 1923

LC 20180516 Un destin vraiment particulier : Srinivasa Ramanujan

Noblesse des mathématiques

Cécile Guilbert

^«Ô mathématiques sévères, je ne vous ai pas oubliées, depuis que vos savantes leçons, plus douces que le miel, filtrèrent dans mon cœur, comme une onde rafraîchissante. J’aspirais instinctivement, dès le berceau, à boire à votre source, plus ancienne que le soleil, et je continue encore de fouler le parvis sacré de votre temple solennel, moi, le plus fidèle de vos initiés. (…) Arithmétique ! algèbre ! géométrie ! trinité grandiose ! triangle lumineux ! Celui qui ne vous a pas connues est un insensé ! » Et Maldoror d’exacerber sa louange en extrayant les « magnifiques splendeurs » et les « mines de diamant » de la corne d’abondance des « mathématiques saintes ».

Bien que non initiée à leurs sortilèges et cancre en cette matière durant toute ma scolarité, j’ai toujours su gré à Lautréamont, découvert à l’époque où je rendais régulièrement copie blanche à mes profs de maths, d’avoir composé en leur honneur le plus vibrant des chants d’amour. Car il y a dans la rigueur de leurs propositions, la constance de leurs lois et la vérité incontestable qui en découlent, quelque chose qui fait aussitôt paraître l’humanité approximative, cafouilleuse, perdue de folie et de mensonges. Compliquées de signes obscurs inconnus du profane et en mesure de se confronter à tout l’univers, les mathématiques semblent défier l’humanité à hauteur d’éternité, comme si Dieu seul était leur concurrent. Et pourtant, les mathématiciens m’ont toujours semblé les plus humbles, les plus innocentes et les moins arrogantes des créatures. Ou, si l’on préfère, les plus radieusement enfantins et même bouleversants des êtres humains.

En raison de leur foncier désintéressement ? Je le crois et j’y repensais récemment en découvrant la publication par Le Monde d’une collection de livrets consacrée aux plus grands génies de cette noble discipline. Le dernier en date m’a touchée car il concerne un météore indien, Srinivasa Ramanujan, dont j’avais découvert le nom en lisant l’été dernier l’émouvante nécrologie d’un écrivain que je ne connaissais pas, à savoir Éric Nonn qui lui avait consacré un livre intitulé Madras, Note Book Ramanujan. N’écoutant que ma passion pour l’Inde et les destins rimbaldiens, je l’avais aussitôt lu, impressionnée par sa sensibilité et sa beauté.

Né en 1887 dans une famille de brahmanes pauvres, Ramanujan découvre par hasard les maths dans un vieux manuel anglais. Y perçoit-il un miroir de la démultiplication du panthéon hindou dans son vertige d’infini ? Cas foudroyant d’instinct et d’intuition purs, cet autodidacte se met à noircir des Note Books qui compteront à la fin de sa courte vie (33 ans, ndlr) des milliers de théorèmes et des millions de calculs relatifs aux fractions continues, aux séries infinies, comme à d’autres identités mathématiques alors inconnues. Mais il ne donne pas de preuves, pas le temps, il faudrait un ordinateur surpuissant, alors les mathématiciens du cru doutent, essaient de l’aider mais le trouvent trop difficile à lire.

Toujours habité par son désir et tout feu tout flamme, il publie en 1911 son premier article sur les nombres de Bernoulli, envoie ses travaux en Angleterre et commence à correspondre avec Godfrey Hardy, professeur à Cambridge. Travaillant alors comme employé portuaire pour un salaire de misère, il lui écrit : « Donc ce que je veux maintenant, au point où nous en sommes, c’est que des professeurs aussi éminents que vous reconnaissent qu’il y a quelque valeur en moi. Je suis déjà un homme à moitié mort de faim. Pour préserver mon cerveau, je veux de la nourriture, et c’est aujourd’hui ma première préoccupation… »

Hardy l’invite à venir mais l’autre hésite à abandonner sa famille, ce n’est pas rien pour un pauvre indien sans diplôme d’aller se confronter à ces grands messieurs de Trinity College : un mois de bateau, devoir se vêtir à l’occidentale, modifier son régime alimentaire, sacrifier son chignon de brahmane, effacer les cendres rituelles de son front… Il partira cependant en 1913, il le fallait, et restera deux ans en Angleterre dans une grande solitude où la tuberculose finira par le cueillir. Élu à la Royal Society, il rentre en Inde en 1919 et meurt l’année suivante, laissant derrière lui des milliers de découvertes qui accompagneront le développement des mathématiques tout au long du XX^e siècle. « Dans cent ans, on parlera encore de moi », disait-il à sa femme. Cent ans ont presque passé et le singulier destin de Ramanujan demeure une leçon de passion, de courage, de simplicité qui brise le cœur.

http://journal.la-croix.com/reader/a9ed56e0-499a-4751-9ef7-650610c315dc?ojd 

  « ces théorèmes devaient être vrais, car s'ils avaient été faux, personne n'aurait eu assez d'imagination pour les inventer »

(citation à son propos de Godfrey Harold Hardy  (1877-1947), professeur de mathématiques pures à Cambridge, médaille Sylvester  en 1940 et médaille Copley en 1947 ; un de ses élèves les plus célèbres est Alan Turing).

 Si lle coeur vous en dit,  voici le lien vers l'article que wikipedia lui consacre

https://en.wikipedia.org/wiki/Srinivasa_Ramanujan 

Liberté d'expression

« S’il me fallait me justifier à l’aide d’une citation, je choisirais ce vers de Milton : By the known rules of ancient liberty » (selon les règles admises de l’antique liberté). Le mot « antique » met en évidence le fait que la liberté de pensée est une tradition profondément enracinée, sans doute indissociable de ce qui fait la spécificité de la civilisation occidentale. Nombre de nos intellectuels sont en train de renier cette tradition. Ils ont adopté la théorie selon laquelle ce n’est _pas d’après ses mérites propres, mais en fonction de l’opportunité politique_, qu’un livre doit être publié ou non, loué ou blâmé. […] Parler de liberté n’a de sens qu’à condition que ce soit la liberté de dire aux gens ce qu’ils n’ont pas envie d’entendre. »

Georges Orwell

dS 20180515 Vrede op aarde ?

dS 20180518 Lies & pharma

Zo duur hoeft innovatieve medicatie niet te zijn

Jan Rosier
Hoogleraar UCD Dublin en gasthoogleraar KULeuven

Twee onderzoekers van de Erasmus-universiteit in Rotterdam stelden een algoritme voor waarin ze de ontwikkelingskosten, therapeutische waarde en patentbescherming opnemen om tot aanvaardbare geneesmiddelenprijzen te komen (DS 11 mei). Stefan Gijssels schrijft dan weer dat hoge prijzen noodzakelijk zijn om het onderzoek mogelijk te maken en dat patiënten zullen sterven als de prijzen dalen (DS 14 mei). Het zijn typische argumenten van de industrie.
Het algoritme van de Nederlandse econome Carin Uyl-De Groot steunt onder meer op de ontwikkelingskosten. Maar de industrie zal die kosten nooit vrijgeven, omdat de prijzen toch niet worden gedreven door de ontwikkelingskosten.
Wie de zwarte doos van managementbeslissingen in big farma bestudeert, zoals wij doen, ziet rare dingen. Zo doen managementwissels prijzen exploderen, want de nieuw aangestelde ceo’s moeten laten zien dat zij uit het goede hout zijn gesneden. Een analist van een R&D-farmabedrijf met een kankergeneesmiddel in fase twee, rapporteerde dat de prijs exclusief werd gestuurd door het koersdoel van het aandeel, dat op zijn beurt gestuurd wordt door het ziektebeeld. Hoe ernstiger of zeldzamer de ziekte, hoe hoger het koersdoel.
De feiten weerleggen dat de prijzen een weerspiegeling zijn van de therapeutische waarde en hoog móéten zijn omdat de ontwikkelingskosten hoog zijn. De stelling dat patiënten zullen sterven als de hoge prijzen niet worden aanvaard, is dus moreel laakbaar.

Het andere argument luidt dat goede geneesmiddelen iets mogen kosten. Maar we mogen niet vergeten dat de wetenschappelijke grondslagen van de allerbeste geneesmiddelen niet te vinden zijn in de industrie, maar in het academische onderzoek. Dat onderzoek maakt de samenleving mogelijk. Als patiënten bereid zijn om een bedrag neer te leggen voor een behandeling, krijgen ze dan te horen dat ze dat voor de tweede keer doen? De eerste keer deden ze dat via hun belastingen, wat het academische onderzoek toeliet, de tweede keer als ze het geneesmiddel zelf kopen.

Amerikaans onderzoek toonde aan dat het grootste deel van de geneesmiddelenpatenten wel degelijk wordt aangeleverd door de industrie, maar dat die vooral dienen om het onderzoek van anderen te blokkeren. In een recent artikel in Nature analyseren academische onderzoekers ook het risicoprofiel van de industrie: het is vergelijkbaar met het economische risico dat ook andere bedrijven moeten torsen. Daarom ook ben ik het discours over ‘de grote risico’s die de industrie moet nemen’ moe.

Le classicisme selon Rémi Brague

« avoir en amont de soi un classicisme à imiter,
 et en aval de soi une barbarie à soumettre »

Rémi Brague

Pourquoi les idées nouvelles finissent par être acceptées...

L'illustre physicien Marx Planck, dans son Autobiographie scientifique, fait observer que la révolution survenue au début de ce siècle en physique, dans les représentations principales, était si profonde, que seuls les étudiants, qui n'avaient pas encore pris d'habitudes intellectuelles, ont pu aisément comprendre le sens de cette révolution.

« Une vérité nouvelle en science n'arrive jamais à triompher en convainquant les adversaires et en les amenant à voir la lumière, mais plutôt parce que finalement ces adversaires meurent et qu'une nouvelle génération grandit, à qui cette vérité est familière ».