Glasgow herdenkt honderdvijftigste geboortedag van Charles Rennie Mackintosh
Schoonheid heeft haar onvolkomenheden
Vier jaar geleden vloog zijn School of
Arts in brand, maar los daarvan zijn de gebouwen van Charles Rennie
Mackintosh bewaard. Hoewel hij er na een roemloos ontslag nooit meer
terugkeerde, herdenkt Glasgow dit jaar zijn wonderkind. ‘We denken dat
jullie Palais Stoclet op een van zijn plannen gebaseerd is.’
Glasgow
oogt zwaarmoedig, met zoveel klassieke gebouwen in beigebruine tot
zelfs bruinrode zandsteen. Die kwam uit groeves uit de regio – hoe
jonger de gebouwen, hoe roder. Die van Charles Rennie Mackintosh, vanaf
de jaren 1890, neigen vooral naar het rode. Vanuit deze harde
industriestad eiste hij zijn hoofdstuk op in het verhaal van de Europese
art nouveau.
Hij
werd net voor de School Act geboren, in 1868, in een gezin van elf.
Door dat onderwijsprogramma kon hij eerst les volgen, later bouwde hij
er scholen voor. Vanaf zijn vijftiende werd hij op de Glasgow School of
Arts blootgesteld aan technieken uit de toegepaste kunst. Nog geen
vijftien jaar later leverde hij met een nieuw gebouw voor die school
zijn meesterwerk af.
Op
wandelafstand van die school ligt de Glasgow Art Club, nog altijd een
stijlvolle sociëteit. In dit gebouw uit 1893 moeten we op zoek naar de
hand van Mackintosh. Hij was dan vijf jaar in dienst bij het bureau
Honeyman & Keppie en mocht stilaan zijn eerste inbreng doen. De
schoorsteenmantel is te log om van hem te zijn. Maar de
ventilatieroosters zijn met hun sierlijke vervlochten letters
onmiskenbaar van hem. Uit een artikel dat The Bailie over de
opening schreef, konden kunsthistorici afleiden dat de kamer behangen
was met sjablonen. Na geduldig pulkwerk hebben restaurateurs ze onlangs
blootgelegd en gereconstrueerd. We zien motieven terugkeren van de
distel, het symbool van Schotland. Dit moet Mackintosh zijn, de man die
gefascineerd was door de flora en de Schotse bouwgeschiedenis.
Voor de school in Scotland Street werkte hij met twee sets plannen: een sobere versie voor het schoolbestuur en zijn eigen versie voor de uitvoerders
Dat blijkt een paar straten verder, waar hij in 1895 met de redactie van de Glasgow Herald
voor het eerst de leiding van een project kreeg. Wegens brandgevaar in
de drukkerij was er een watervoorziening vereist. Van die nood maakte
Mackintosh een deugd. Hij koos voor een hoekpand, zodat hij een groot
gebaar in de hoogte kon maken. Bovenaan installeerde hij het
waterreservoir. Wat in wezen een industriële watertoren was, werkte hij
uit tot een gestileerde versie van een middeleeuwse kasteeltoren. Die
Schotse baronian style zou hij vaak citeren.
Over
de volle hoogte van de toren verwerkte hij symbolische ornamenten. De
levensboom of de plant die tot bloei komt, zijn motieven die zijn hele
oeuvre terugkeren. Vlak boven de toegangspoort verbeelden de
versieringen zaadjes, in de hogere verdiepingen zijn dat belletjes van
de wilde hyacint – nog een Schots symbool. Als een hoedje staat een
Japans aandoende dakspits op de toren: een ideale landingsbaan voor de
duiven die de voetbaluitslagen binnenvlogen.
In
het bezoekerscentrum is te zien hoe breed zijn palet voor zijn dertigste
al was. Smeedwerk, meubels, gekleurd glas, textiel en sjablonen stonden
ten dienste van zijn totaalinrichtingen. Met zijn vrouw Margaret vormde
hij een samenwerkende vennootschap.
Hoe
bedreven Mackintosh was in huisinrichting bewijst zijn eigen woning, die
gereconstrueerd is op de universiteitscampus. Nog niet al te bemiddeld,
kocht hij een klassieke Victoriaanse woning die hij met enkele
briljante ingrepen naar zijn hand zette. Hij perst zijn bezoeker door
een smalle voordeur en laat de gang vervolgens licht oplopen en de muren
geleidelijk verwijden. Alsof je in een zee van ruimte terechtkomt. Om
de belachelijk hoge plafonds maat te geven, paste hij een visuele truc
toe. Tot drie vierde van de muren bracht hij zwartbruin behangpapier
aan, met een fijn rasterpatroon en neerdwarrelende rozenblaadjes. Alles
erboven bleef wit.
Van helderheid glunderen
Zwart-witcontrasten
speelt hij vaker uit. De hogergelegen woonkamer is in smetteloos wit en
glundert van helderheid. Omdat hij geen geld had voor een showroom,
posteerde hij tal van zijn bekende meubels en stoelen in de ruimte.
Bleef de witte kast dicht, dan heerste er visuele rust. Opende hij de
deuren, dan brachten de paarsblauwe figuren binnenin kleurrijke
prikkels. Met kleine toetsen in gekleurd glas speelde hij in veel
projecten.
Het is
verbazend hoe hij in een stad die volop whisky distilleerde en waar
fabrieksarbeiders sloten bier dronken veel te danken had aan thee.
Catherine Cranston, een ondernemend zakenvrouw, maakte places to be
van haar theesalons voor de middenklasse. Een van de vroegste, in
Buchanan Street, gaf hij ondeugende sjablonen – je kan een sierlijke
fallus en twee handen herkennen. Margaret maakte voor Ingram Street The may queen,
een fenomenale fries van 4,5 meter die nu de blikvanger is van een
grote overzichtsexpositie. De langgerekte figuren zijn uitgewerkt in
gesso, een techniek met pleister op jute.
In
1898 ontwierp Mackintosh voor het theehuis in Argyle Street de stoel met
de hoge rugleuning die wereldberoemd zou worden. Een hoogstandje van
geometrie: de spijlen die bovenaan cirkelvormig zijn, veranderen
geleidelijk tot ze onderaan uitlopen op een rechthoek. Zet vier van die
stoelen rond een theetafel en het gezelschap zit in een cocon van
intimiteit.
Veel van die inboedels zijn ontmanteld. Eentje doet alsof, maar die wordt door de Schotten verketterd als de Mockintosh.
Een andere, in Sauchiehall Street, zit wegens verbouwing achter
panelen. ‘Het pand kwam was in 2014 op de immomarkt en was ten dode
opgeschreven’, zegt Maggie Maguire, die ons een bouwvakkershelm
aanreikt. ‘Een zakenvrouw heeft het aangekocht en laat het opnieuw
restaureren als theehuis.’
Ze troont ons mee naar het Salon de Luxe, dat opnieuw zijn bow window
heeft met kobaltblauwe accenten. Rondom is de ruimte afgezet met
spiegelpanelen en wilgenpatronen. ‘We laten zo’n 420 meubels, tapijten
en stukken ijzerwerk reconstrueren’, zegt ze. ‘Oudere ambachtslui geven
het metier door aan jonge makers. Voor de elementen in kobalt waren we
op zoek naar de juiste verf. In het atelier van een glazenier vonden we
nog stalen van het origineel. Bleek dat zijn overgrootvader in 1903 nog
aan het gebouw meewerkte.’
Het
is niet het enige gebouw dat aan de sloop ontsnapte. ‘In 1973 hebben we
de Mackintosh Society opgericht’, zegt Stuart Robertson. De organisatie
houdt kantoor in Queen’s Cross, een kerk die de architect in 1899
ontwierp. ‘Er was waterinsijpeling en vandalen hadden er ravage
aangericht. Elders in de stad verkommerden twee scholen. Daar hebben we
actie voor gevoerd. De restauratie van de kerk hebben we op ons
genomen.’
De
kerk heeft met haar stompe toren trekjes van een historisch kasteel.
‘Mackintosh heeft gewoekerd met ruimte’, zegt Robertson, ‘en zoals wel
vaker heeft hij Schotse en Japanse elementen gecombineerd. Hij laat zich
moeilijk vastpinnen op stijlen, zijn werk is altijd holistisch. Hij was
speels en werkte niet volgens de regels van de kunst. Beauty has its imperfections,
was zijn devies. In onze inventaris telden we 51 realisaties in de
stad, waaronder ook monumenten en inboedels. Behalve in Wenen heeft hij
in het buitenland niets gerealiseerd.’
Gustav Klimt
Nochtans
sijpelden de ideeën van de Glasgow Style door naar het vasteland. Een
poster uit 1895, met langgerekte figuren en gestileerde plantenvormen
kwam in Parijs terecht in het Maison de l’Art Nouveau van Siegfried
Bing. Tot een doorbraak kwam het niet: de pers vond dat de figuren ‘over
een gaspijp getrokken waren’. Met zijn strakkere manier van bouwen had
Mackintosh enkele jaren later de aandacht van de art-decotenoren in
Wenen getrokken. Josef Hoffmann noemde hem een ‘zielsverwant’ en nodigde
hem, zijn vrouw en Gustav Klimt bij zich uit. Waar we in Glasgow
gesso’s van Margaret zien, wordt de overeenkomst met Klimt benadrukt.
Aan
z’n meesterwerk, de School of Arts, is de verwantschap af te lezen. De
zijvleugel van de eerste fase, klaar in 1899, ziet er nog uit als een
kasteel. Tegen dat hij in 1910 aan de tweede fase toe was, werkte hij
veel strakker en zat het resultaat dicht bij art deco. Doorheen de
bouwstellingen is dat makkelijk te zien. In 2014 vatte het gebouw vuur,
en er zijn nog steeds restauratiewerken aan de gang. De eerste berichten
waren desastreus, maar uiteindelijk bleef 70 procent van de inboedel
gevrijwaard. Er is goede hoop dat de bibliotheek, die in elk naslagwerk
staat, volledig hersteld geraakt. De 600 glasscherven van de lampen
geraken weer ineen gepuzzeld.
Financiële fiasco’s
Zijn
controledrang bracht Mackintosh herhaaldelijk in moeilijkheden. Voor de
school in Scotland Street werkte hij met twee sets plannen: een sobere
versie voor het schoolbestuur en zijn eigen versie voor de uitvoerders.
De fikse budgetoverschrijding had het bestuur niet zien aankomen. De
Glasgow School of Arts was nog een financieel fiasco. In 1913 lichtte
Honeywell & Keppie de boekhouding door en besloot dat Mackintosh,
intussen vennoot, te weinig inkomsten binnenbracht. Na zijn ontslag
keerde hij nooit meer in Glasgow terug. In Londen ontwierp hij enkel nog
textielprints en meubels. Hij overleed in 1928.
Toch was zijn oeuvre nog niet voltooid. In 1900 schreef het Duitse Zeitschrift für Innendekoration een
ideeënwedstrijd uit voor een huis voor een kunstliefhebber. Met het oog
op een internationale doorbraak perste Mackintosh er alles uit. In 1989
vond een ingenieur uit Glasgow de tekeningen terug, nam een hypotheek
op zijn woning en besloot ze te realiseren. ‘House for an Art Lover is
gebaseerd op veertien plannen’, zegt James Winnett, ‘terwijl je er
vierhonderd nodig hebt. We hebben er zo veel mogelijk informatie
uitgehaald en alles volgens Mackintosh’ maten uitgevoerd.’
Het
huis is gigantisch en het heeft, zoals de buitenhuizen Hill House en
Windyhill House, een lichtgrijze cementgevel. De eetkamer, in grijsblauw
noorderlicht, is met zwarte lambrisering uitgewerkt met daarboven een
wit tongewelf. Bovenaan spreiden gebeeldhouwde vogelkoppen hun vlerken
open tot een balustrade. Alleen al de deur openen naar de belendende
muziekkamer is verbijsterend: ze is volledig in wit uitgewerkt en warm
zuiderlicht spat je tegemoet. ‘Hoffmann kende de plannen, hij attendeerde
Mackintosh op de wedstrijd’, zegt Winnett. ‘We denken dat deze plannen
invloed hadden op Hoffmanns Palais Stoclet in Brussel. Alles aan House
for an Art Lover is gereconstrueerd. Bezoekers mogen plaatsnemen aan de
tafel of in het theesalon. Had u misschien nog graag even piano willen
spelen?’
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180427_03487666
http://www.standaard.be/cnt/dmf20180427_03487666
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire