mardi 24 avril 2018

La juste proportion entre le salaire le plus élevé et le salaire le plus bas

COLUMN

De dictatuur van het nieuwe normaal

‘Sociaaleconomische tegenstellingen worden nauwelijks nog geregistreerd.’  Jimmy Kets
2,15 miljoen euro. Zoveel verdiende de ceo van een uit de kluiten gewassen beursgenoteerde Belgische onderneming vorig jaar. Lekker boeren is dat, want in vergelijking met 2016, een stijging van 13 procent. De modale Belg werd met ruim 10 procentpunt geklopt en kreeg slechts een extraatje van minder dan 3 procent. Eerlijk? Het land werd alleszins een stuk ongelijker en de kloof tussen arm en zeer rijk groter. Het totale salaris van onze ceo’s ligt nu bijna tien keer hoger dan dat van de eerste minister en bijna vijftig keer hoger dan het gemiddelde ­brutoloon in hun bedrijven. Hoeveel keer het hoger ligt dan de laagste lonen, is onbekend. Allicht schommelt het rond de 100. Dat de betrokken ceo’s 200 keer meer op zak steken dan een ­alleenstaande leefloner die op jaarbasis met 10.712 euro moet rondkomen, is ook het signaleren waard.
In een beetje gezonde democratie verwacht je dat zulke cijfers discussie, zelfs polemiek uitlokken. Nee dus. Geen enkele ceo vond het nodig de goe­gemeente uit te leggen waarom hij het vijftigvoudige van zijn werknemers incasseert. Is dit arrogantie? Niet nood­zakelijk, misschien bestaan er niet eens goede argumenten voor zo’n enorme loonkloof en kunnen ceo’s alleen aanvoeren dat het in de VS veel erger is. Al even bizar is dat die cijfers in de publieke opinie nauwelijks een rimpeling veroorzaakten. Geen zure tweets, geen verontwaardigde perscommuniqués, geen grimmige quotes van verbolgen partijvoorzitters. Geen twijfel mogelijk, dit moet het nieuwe normaal zijn.
Hoe totaal anders was de publieke commotie rond Aron Berger. De weigering van de chassidische jood om een vrouwenhand te schudden, was goed voor een driedaagse mediastorm (DS 19 april). Iedereen gaf present: het ­Twitterkanon, de partijvoorzitters, de commentatoren. Een schier eensgezind land in de afwijzing van de politieke integratie van de orthodoxe jood. Nog maar eens het nieuwe normaal.
Wat als Aron Berger geen jood, maar een vreedzame moslim was? Je durft er nauwelijks aan te denken
Zelfs de staatssecretaris voor Armoedebestrijding en Gelijke Kansen scherpte haar pennetje. Om maar te zeggen dat Zuhal Demir (N-VA) de gelijke kansen wel heel erg vernauwt. Stuitende in­komensongelijkheid komt niet op haar radar, afwijkend gedrag en ideeën daarentegen sabelt ze onmiddellijk neer. Wat als Aron Berger geen jood, maar een vreedzame moslim was? Je durft er nauwelijks aan te denken … Het zegt veel over het politieke en ideologische klimaat. Sociaaleconomische tegenstellingen worden nauwelijks nog geregistreerd en indien wel, steeds geminimaliseerd. Maar de culturele wrijvingspunten worden voortdurend op scherp gezet. Als je hoort dat sommigen bij de geweigerde hand over een negatie van het cultuurchristendom beginnen te fabuleren, weet je dat er reden tot verontrusting is.
Je kunt er moeilijk omheen dat de ‘cultuuroorlog’ die het rechtse populisme al meer dan twintig jaar oppookt, de wind in de zeilen heeft. Het is erin geslaagd om alles wat met identiteit te ­maken heeft tot staatszaak op te kloppen en er de publieke opinie voor te mobiliseren. En het valt op, omdat het debat steeds meer een symbolenstrijd wordt die steeds minder ruimte laat voor rationele argumenten, dat verruwt de discussie. Daar hebben de promotoren van deze oorlog weinig problemen mee. Als het helpt om de zo begeerde culturele hegemonie te veroveren, is er bij hen geen bezwaar tegen een flinke scheut emotie en irrationaliteit. Essentieel is de thematische shift: weg van de sociaaleconomische tegenstellingen, prioriteit voor de identitaire confrontatie. Daarom worden de inkomens- en vermogensverschillen systematisch uit het gelijkheidsidee gefilterd en worden gebruiken en etiquettekwesties tot ankerpunten van onze identiteit opgetild. Onvermijdelijk kom je dan in een sfeer terecht waar vooral geblaft wordt en waar de zorg voor wat Patrick Loobuyck de ‘redelijke accommodatie’ noemt, niet meer haalbaar is, zelfs niet meer gewenst wordt.
Hoe meer het identiteitsdebat door symbolen wordt vergiftigd, hoe groter de kans op ontsporing en groeiende onverdraagzaamheid. Het feit alleen dat begrippen als ‘cultuurchristendom’ van stal worden gehaald, is een signaal dat deze discussie met donkere demonen flirt. Er was een tijd dat koningen en kerkvorsten beslisten wat er gedacht en hoe er gehandeld moest worden, en dat ketters en andersgelovigen vernietigd moesten worden. Niemand sprak toen over cultuuroorlogen, wel over godsdienstoorlogen, wat tenminste het voordeel van de duidelijkheid had. Uit puur zelfbehoud is Europa toen uit het carcan van het geharnaste en religieuze eenheidsdenken gebroken en werd, na nog een Honderdjarige Oorlog, de noodzaak van pluralisme en diversiteit ontdekt. Uit pure noodzaak, want dat was de enige uitweg voor het continent om te overleven.
Sindsdien zijn de gedachten vrij. Officieel tenminste, want we blijven het moeilijk hebben met andersdenkenden en andersgelovigen die zeggen wat wij afkeuren of verafschuwen. Niemand is immuun voor de dictatuur van het eensgezind denken. Zelfs Etienne Vermeersch niet, die niet zo lang geleden in de fameuze nieuwkomersverklaring neerschreef dat de nieuwe migranten de fundamenten van onze samenleving moeten ‘aanvaarden’. Fout, het enige wat we kunnen vragen, is dat ze de wetten van het land naleven, niet dat ze ermee akkoord gaan of dat ze de uitgangspunten onderschrijven. Als de gedachten vrij zijn, geldt dat ook voor de ultra­orthodoxe jood of moslim. Zolang hij de wetten naleeft, mag hij zeggen en denken wat hij wil. Hoe oneens we het ook met hen zijn over gelijkheid van man en vrouw, homoseksualiteit of de seculiere samenleving, hij mag anders denken, andere normen en waarden koesteren. Wie meer ambieert en bovendien macht heeft, begeeft zich op het hellend vlak van de intolerantie.
Hier botst de verlichting met veel identiteitspolitiek. Botsen? Correcter is dat veel identiteitspolitiek de verlichting straal negeert. Ze ambieert immers wel eensgezindheid en een uniforme collectieve identiteit. Omdat ze geobsedeerd is door de mythe van het ene volk en de homogene natie wordt sociaal­economische ongelijkheid onder het tapijt geveegd en de culturele ongelijkheid volop in de verf gezet en systematisch bestreden. Vandaar de allergie voor afwijkend gedachtegoed, zeker als het van minderheden komt. Dat daarmee het wezen van de democratie, zelfs van de politiek, geweld wordt aangedaan, is evident. Er zijn nu eenmaal menings­verschillen die onoplosbaar zijn en waar je bijgevolg op een beschaafde manier mee moet leren samenleven. Zo bescheiden hoort democratie te zijn.

http://www.standaard.be/cnt/dmf20180420_03474937
Paul Goossens is Europajournalist. Zijn column verschijnt tweewekelijks op zaterdag.

Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire