samedi 7 avril 2018

DS Article de Paul Goossens - que dire alors du cri "Waalse ratten, rol uw matten !"





Het schuldige doodzwijgen van een obscene kreet

In 1968 slaagde Paul Goossens er mee in de slogan ‘Walen buiten’ uit Leuven te bannen. 50 jaar later worstelen de Vlaams-nationalisten nog altijd met een vervelende waarheid: de Vlaamse beweging was medeplichtig aan een ongepaste slogan.



Wie? Columnist van deze krant. Auteur van het kerstessay ‘1968. Het jaar dat niet wil sterven’, dat nu ook in boekvorm verkrijgbaar is (Epo).
Wat? Het oude, etnische Vlaanderen van de collaboratie en het jonge, Europese Vlaanderen van mei ’68 botsten in Leuven over ‘Walen buiten’. Dat conflict, over de essentie van de Vlaamse identiteit, wil het Vlaams-nationalisme nu toedekken.
Het is nu officieel. Leuven ’68 is een mijlpaal, zelfs een scharnier­moment in de Belgische en Vlaamse geschiedenis. Die conclusie kwam er niet na grondig historisch onderzoek, wel na een Leuvense stads­wandeling op een massaal bijgewoonde reünie van de grootste Vlaamse partij in februari van dit jaar. Rijkelijk laat dus, want een halve eeuw na de grensverleggende daden en feiten.
Daarmee werd opnieuw bewezen hoe moeilijk het Vlaams-nationalisme zijn verleden verwerkt. Zoals er decennia op de veroordeling van de collaboratie moest worden gewacht, zo moest Leuven ’68 vijftig jaar op een beoordeling wachten. Telkens zat er een kleur in de weg: de ene te gruwelijk zwart, de andere te lichtvoetig rood. Op 24 februari slikte partijvoorzitter Bart De Wever (N-VA) de Leuvense pil dan toch door en heeft de natie er volgens het Vlaams-nationalisme een nieuw ­constituerend moment bij: Leuven ’68.
Of dat ooit tot een nieuwe Vlaamse feestdag zal leiden en de gulden sporen voor een kasseisteen worden ingeruild, is twijfelachtig. Wel heeft de N-VA er, naast Flanders Classics, Studio 100 en Samson & Gert, een ­extra blokje bij voor nationbuilding. Een nieuw hoofdstuk gedeeld verleden van de natie is in aanmaak. Zover is het nog niet. Daarvoor moet de geschiedenis van ’68 eerst gesteriliseerd en op maat van de Vlaamse middenklasse versneden en ingeblikt worden. Bovendien moet een inconvenient truth worden weggepoetst: de medeplichtigheid van de Vlaamse beweging aan de obscene slogan ‘Walen buiten’. Pas als het Leuvense verhaal van die vervelende waarheid gezuiverd is, wordt het echt bruikbaar voor de Vlaamse machtspartij en kan ze volop haar waarheid slijten. Zo werd Leuven ’68 door De Wever alvast verkaveld. Enerzijds heb je Leuven Vlaams, anderzijds heb je mei ’68. Ze liggen weliswaar in dezelfde bedding, maar het ene is goed, want geel en Vlaams, het andere slecht, want nihilistisch en allergisch voor grote verbanden.
Te veel levende getuigen
Activisten die zich voor vrouwenrechten, vrede en ecologie en de derde wereld engageerden, uitgerekend hun worden hedonisme, individualisme en nihilisme verweten
Voor de vele publicaties die recentelijk over 1968 verschenen, kwam de speech van De Wever te laat. Overigens was de annexatie van Leuven ’68 door de Vlaamse machtspartij niet de eerste zorg van de auteurs. De planeet, niet België, laat staan Vlaanderen, is de horizon van Geert Buelens in zijn magistraal en politiek verhelderend De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis (Ambo/Anthos). Geert De Vriese en Frank Van Laeken houden zich in hun indrukwekkend Mei ’68, 31 dagen die ons leven veranderden (Houtekiet) dan weer ver van de Vlaamse ideologische vuurhaard. Ook de vier historici (Lode Wils, ­Louis Vos, Els Witte en Marnix ­Beyen) die de auteurs uitgebreid hun zeg laten doen, verbranden er hun vingers niet aan. Die stilte verbaast en sterkt het vermoeden dat Leuven ’68 voor de wetenschap van het Vlaamse verleden nog steeds onontgonnen, of liever verwaarloosd, gebied is. Te actueel, te veel mijnenveld, te veel levende getuigen. Nog een beroepsgroep die aan pleinvrees lijdt.
Dit gebrek aan historisch veldwerk geeft de Vlaamse machtspartij ruimte om over Leuven ’68 voluit te fabuleren. Onovertroffen en allicht niet meer te evenaren was de ‘onthulling’ dat Donald Trump de ‘ultieme erfgenaam van mei ’68 is’. Van de contestatie wordt een karikatuur neergezet, die zelfs extreemrechts in Frankrijk achterhaald en versleten vindt. Uitgerekend de activisten die zich decennialang in actiecomités voor vrouwenrechten, vrede, ecologie en de derde wereld engageerden en altijd voorbeeldig belastingen betaalden, worden hedonisme, individualisme en nihilisme verweten. ‘De enige gemene deler,’ aldus De Wever in zijn Leuvens sermoen, ‘was de ­antiautoritaire kretologie. Alle gezag en traditie moesten op de schop om plaats te ruimen voor het individu.’
Ideologische blindheid
Individualisme, hedonisme, nihilisme, het is het o zo vertrouwde driespan waarmee rechts en uiterst-rechts al een halve eeuw de contestatie te lijf gaan. Het zijn ook de drie sleutelbegrippen waarmee conservatieven en doemdenkers van het Avondland de vorige twee eeuwen de verlichting afbrandden. Of ze hun teksten nu met Herder, Renan, Taine, Burke of Spengler signeerden, steeds zijn het variaties op hetzelfde thema. En altijd, ongeacht of ze in het ­Engels, Frans of Duits publiceerden, is er de treurzang over het grotere verband dat verloren ging. De Wever, die het pluralistische nationalisme van wijlen de Volksunie voor een conservatief nationalisme inruilde, schakelt zich naadloos in die traditie in. Dezelfde begrippen, dezelfde nostalgie voor gezag en traditie, hetzelfde onbegrip voor emancipatie en het fiscaal nihilisme van de mega­concerns.




Vrouwen betogen voor gelijke rechten (1 mei ’68).  afp

Het watermerk van de verlichting was emancipatie. Niemand die vlugger doorhad dat emancipatie maatschappelijke springstof was dan de cultfilosoof van de N-VA, Edmund Burke. Hij besefte dat dit het einde van veel soumission zou zijn. ‘Nooit, nooit meer,’ schrijft hij in zijn Reflec­tions on the Revolution in France, ‘zullen we die eerbiedige loyauteit aan rang en geslacht aanschouwen, die trotse onderwerping, die waardige gehoorzaamheid, die nederigheid van hart die zelfs in ondergeschiktheid de geest van verheven vrijheid levend hield.’ Dat De Wever in zijn requisitoir het wezenlijke van ’68, emancipatie, niet één keer vernoemt, is een verontrustend symptoom van ideologische blindheid. Immers, ook ’68 had een watermerk. Niet zozeer het antiautoritaire, als wel emancipatie, precies zoals de verlichting.
‘De contestatie,’ schreef ik in mijn kerstessay ‘1968, het jaar dat niet wil sterven’ (DS 29 december 2017), ‘was een update van de verlichting.’ Daar ligt de verklaring, argumenteerde ik, waarom ’68 een doelwit van het conservatief universum blijft. Omdat de moslim in de buurt is, wordt de verlichting – weliswaar een verminkte versie – officieel omarmd en wordt ’68 de ideale en noodzakelijke vijand. Uitgerekend De Wever bevestigde op 24 februari de juistheid van die diagnose. Mijn gelijk is slecht nieuws voor Vlaanderen, want het verdient beter dan ‘trotse onderwerping en waardige gehoorzaamheid’ aan rang, traditie en vaderland.
En dan is er de kreet over de negatie van grotere verbanden. De Wever gebruikt hier het meervoud, maar dat is retorische oplichterij. Hij schetst slechts één verband, dat van de Vlaamse natiestaat. Over Europa geen woord, over grensoverschrijdende solidariteit geen woord, over universele mensenrechten geen woord. Opnieuw wordt hier de oude kool gestoofd, een denken dat Nietzsche de Gegen-Aufklärung noemde en dat de natiestaat tot de enig mogelijke vorm van democratie verheft.
Ongelukkige slogan
Het choqueerde in het buitenland dat zo kort na de apocalyps van de Tweede Wereldoorlog opnieuw etnische tegen­stellingen werden opgepookt
Toegegeven, het negatieve discours van De Wever werd ondertussen bijgestuurd. Door zijn woordvoerder nog wel, Joachim Pohlmann, die in tegenstelling tot de partijvoorzitter wel het tegensprekelijke debat aandurft. Aan het slechte van mei ’68 dat De Wever zo gretig in de verf zet, raakt hij niet. Wel erkent Pohlmann – een primeur voor een kopstuk van de N-VA – enkele positieve bijdragen. ‘Mei ’68 betekende een noodzakelijke emancipatie van religieuze dogma’s,’ schreef hij vorige week in De Morgen, ‘verstikkende sociale verhoudingen, ongefundeerd autoritarisme en la Belgique de papa. Als product van mei ’68 – zonder was ik er letterlijk niet geweest – kan ik dat enkel toejuichen.’
Binnen de N-VA is het een omstreden standpunt, maar Pohlmann kan het zich veroorloven. Hij is geen dissident en hoewel hij zich graag conservatief noemt, is hij uit hard Vlaams hout gesneden. Zo kritisch als hij over mei ’68 is, zo onkritisch is hij over Leuven Vlaams. Zelfs het onverdedigbare wordt vergoelijkt en goedgepraat. Alsof er geen rassenwetten, geen Jodenvervolging en geen Holocaust geweest zijn, wijst hij het hatelijke ‘Walen buiten’ niet af, laat staan dat hij het veroordeelt. Verder dan dat het een ‘ongelukkige’ slogan was, komt hij niet en zelfs dat is niet van harte.
Het valt op, telkens als het debat over ‘Walen buiten’ wordt geopend, laaien de emoties op. Zeker bij de achterban en vooral als eraan herinnerd wordt dat tussen ’68 en de bevrijding van het vernietigingskamp van Auschwitz nauwelijks 23 jaar liggen. Dan roffelen de sociale media dat je de ‘ergst dankbare laster’ vertelt.
Juden raus
Een nieuw hoofdstuk ‘gedeeld verleden van de natie’ is in aanmaak, maar daarvoor moet de geschiedenis van ’68 eerst gesteriliseerd worden
‘Walen buiten’ was geen banaal detail in de strijd rond Leuven. Het was jarenlang de even brutale als indecente kreet waarmee de campagne rond Leuven Vlaams op scherp werd gesteld. Een kreet bovendien die in veel andere landen op ongeloof en onbegrip werd onthaald. Het choqueerde dat zo kort na de apocalyps van de Tweede Wereldoorlog opnieuw etnische tegenstellingen werden opgepookt. Nog altijd betaalt Vlaanderen voor een fout die de Vlaams-nationalisten nooit hebben willen rechtzetten.
Vanaf 1966 hebben ik en anderen de leiders van de Vlaamse cultuur- en strijdverenigingen proberen te overtuigen om publiekelijk afstand van die slogan te nemen. Tevergeefs. Hooguit gaven ze toe dat het een ongelukkige, want weinig diplomatische slogan was. Waar maakten we ons trouwens druk over? ‘Het was slechts folklore en wie er een Vlaamse echo van het Juden raus in hoorde, was van kwade wil of had een linkse agenda.’ Zelfde liedje bij de commentatoren van de Vlaamse kranten.
Spijtig dat die hypocriete en laffe passage van de Vlaamse beweging geen plaats kreeg in de epiloog van Tony Judts Na de oorlog. Hij licht er het moderne Europese geheugen door en de doelbewuste mis-memory van de oorlog en zeker de Holocaust. Het is een ontluisterende reconstructie. ‘Voor de meeste Europeanen,’ aldus Judt, ‘ging de Tweede Wereldoorlog niet om de joden en elke gedachte dat het joodse lijden het grootst was geweest, stuitte op grote weerzin.’ En verder is de verbijsterende vaststelling dat ‘er voor de nationale mythes helemaal niets bruikbaars aan de Holocaust was’.
Het Vlaanderen uit de jaren zestig past slechts ten dele in dit schema. Hier werd niet alleen het tragische verleden zeer veronachtzaamd, maar werd de etnische tegenstelling opnieuw geactiveerd. Wetens en willens. Veel Vlaamse voormannen die ik de onschuld van ‘Walen buiten’ hoorde beklemtonen, behoorden een paar jaar later tot de stichtende leden van Protea, de militante Vlaamse fanclub van het onversneden racisme, het Apartheidsregime.
Electoraal opportunisme
In januari ’68 hoorde je ‘Walen buiten’ niet meer in Leuven. Daar zijn alle Vlaamse soixante-huitards nog altijd heel trots op. We kregen het immers niet cadeau en moesten het helemaal alleen klaren. Het vergde taai discussiewerk, ook al omdat de paramilitaire VMO van Wim en Bob Maes er vierkant tegen was en graag doorslaggevende argumenten bezigde. Rond ‘Walen buiten’ botsten in het Leuven van de sixties twee Vlaanderens: het oude, etnische Vlaanderen van de collaboratie en het jonge, Europese Vlaanderen van mei ’68 en de universele mensenrechten. Voor de eersten was de ­Holocaust hooguit een voetnoot, voor de laatsten was het de meest ingrijpende gebeurtenis van de Europese geschiedenis. Kortom, het was een meningsverschil over het wezenlijke, namelijk over de essentie van de Vlaamse identiteit.
Uitgerekend dat noodzakelijk en bevrijdend conflict wil het Vlaams-nationalisme anno 2018 voor altijd toedekken, voor altijd vergeten. Het is mijn overtuiging dat die houding niets met verdoken sympathie voor het racisme van de jaren dertig te maken heeft, wel met electoraal opportunisme en lafheid. De partij wil de bruggen met het toxische restafval van het etnische nationalisme vooral niet opblazen. En verder is er natuurlijk de koppige onwil om de impact van woorden en slogans op het denken en de cultuur van een natie in rekening te brengen.
Was het niet Ernest Renan, de Franse conservatieve patriarch van het nationalistische denken, die het lot van de natie aan het gedeeld vergeten van het ranzige verleden koppelde? ‘Vergeten, inclusief de historische dwaling,’ schreef hij in Qu’est-ce qu’une nation (1882), ‘is een cruciale factor in het ontstaan van een natie; de voortgang van historisch onderzoek vormt daardoor vaak een bedreiging van de nationale identiteit.’


Aucun commentaire:

Enregistrer un commentaire