mercredi 20 avril 2016
ascèse du courriel (LC 20160420)
Pitié pour nous, les Ninivites
Je ne suis pas la seule à penser que les moines et moniales, apparemment éloignés de la modernité et des conditions de vie communes, ont pour vocation, outre la prière et la glorification de la Sagesse éternelle, de sauver leurs contemporains de leur folie en incarnant un permanent rappel de ce qu’est la bona vita. Aussi, je concluais ma chronique en demandant à ces maîtres à vivre de nous indiquer leur façon de dompter Internet, ce démon d’aujourd’hui.
On ne peut pas dire qu’ils m’aient répondu en masse. C’est sans doute qu’ils ont l’habitude de réfléchir avant d’agir et, même, de prier pour bien réfléchir, de prier leur pensée. Cela demande un peu de temps. Mais il m’est arrivé des réponses et je m’en voudrais d’attendre davantage pour les partager.
L’abbé C., de Soucy, prône l’autodiscipline, pour ne pas dire le régime strict. À chacun, écrit-il, de se prescrire à lui-même « une sorte de jeûne d’Internet. Par exemple : le dimanche, l’ordinateur ne sert qu’aux liaisons internes de la famille. Le lundi, il est fermé aux activités professionnelles (comme un pharmacien qui baisse le rideau ce jour-là). Il faudra trouver une façon d’indiquer ces règles aux partenaires qui sollicitent l’entrée dans la boîte aux lettres. » L’abbé se réfère à Jonas, le prophète que Dieu envoie réformer Ninive. Jonas, visiblement débutant dans l’exercice, froussard et susceptible, n’a pourtant aucun mal à convaincre les Ninivites de s’amender. Ceux-ci devaient déjà souffrir de leurs errements. Et quelles sont-elles, ces habitudes de vie à rectifier d’urgence ? « Ninive était une ville extraordinairement grande : il fallait trois jours pour la traverser. » (1)(Trois jours de voyage : équivalent contemporain, trois jours d’avion, le tour de la planète avec escales.) On y déplore « méchanceté », « conduite mauvaise », « actes de violence » (2). Pour tout dire, résume Dieu, « comment n’aurais-je pas pitié de Ninive, la grande ville, où, sans compter une foule d’animaux, il y a plus de cent vingt mille êtres humains qui ne distinguent pas encore leur droite de leur gauche ? » (3). Cette dernière expression, à en croire les exégètes, peut être aussi traduite « qui n’ont pas l’âge de raison », ou encore « qui ne savent pas choisir entre la conduite qui mène au bonheur et celle qui mène au malheur » (4). Nous nous reconnaissons dans les trois formules.
Un autre lecteur, Antoine Q., « polytechnicien et diplômé de l’école du Louvre », suggère deux solutions, l’une et l’autre partielles mais sérieuses. La première consiste à donner un coup de jeune au métier de secrétaire, à redéfinir la fonction en la centrant sur le traitement de tous les courriels « qui n’ont pas de caractère personnel ». «Je serais éventuellement candidat », dit cet aimable monsieur. Pour le coup, le courrier de personnes intéressées par ses services devrait abonder. La deuxième solution, que ce lecteur a dû apprendre à l’X plutôt que dans les musées, est d’« imiter cet officier de la Légion étrangère qui, chaque 31 décembre, brûlait les papiers de l’année, mettait les cendres dans une dame-jeanne et collait sur celle-ci une étiquette : Archives 19xx ».
D’autres correspondants évoquent les classiques, les recettes qui ont fait leur preuve et qui jamais ne seront démodées. L’un soutient que l’on peut trouver un équivalent numérique au bon vieux truc de Gaston Lagaffe, vous vous souvenez ? Faire sur son bureau une pile de papiers « urgents » ; pousser un peu tous les jours la pile en direction du bord du bureau ; quand la pile tombe par terre, les papiers n’ont plus rien d’urgent. Un autre, raisonnable et désabusé, à moins, au fond, qu’il ne soit optimiste, rappelle la phrase prêtée au président Queuille et qui lui assurera une place dans l’Histoire plus sûrement que son action politique : il n’est aucun problème si urgent qu’une absence de décision ne puisse le résoudre.
(1) Bible de Jérusalem, Jon 3, 3. (2) Id. 1, 2 et 3, 8. (3) Id. 4, 1. (4) TOB.
dimanche 10 avril 2016
DS Karel De Gucht 20160409
‘Alle vrijheid die we nu opgeven, krijgen we nooit meer terug’
| ,,
‘Inspelen op een irrationele angst vergroot die angst.’ Karel De
Gucht pleit voor nuchterheid in de aanpak van terrorisme. En die
Nederlanders moeten zo snel mogelijk van hun referendum af. ‘Ik heb nog
nooit een valabel alternatief voor Europa gehoord. Nooit, nooit, nooit.’
Karel De Gucht (Open VLD) sakkert. De gewezen eurocommissaris neemt graag deel aan het politieke debat en zijn wekelijkse column in Het Laatste Nieuws vormt daarvoor een mooie uitlaatklep. Maar net nu hij een stuk klaar heeft over de ‘veiligheidsillusie’, twijfelt hij of hij het nog moet vervangen door een stuk over het Nederlandse referendum. De aanleiding voor het eerste stuk was de houding van de luchthavenpolitie. ‘Te zot voor woorden. Een volledige security check vooraf bestaat nergens ter wereld. En geloof me, ik heb héél wat luchthavens gezien.’
Ze dreigden wel met een staking.
‘En dan? Dat ze dat maar doen. De luchthaven was toch al een week
dicht. De politie mag voorstellen doen, maar het is aan de regering om
te zeggen: we doen dat niet. Gaan we overal metaaldetectoren zetten? Op
markten? Of waarom niet bij huwelijksfeesten? Je wilt niet weten hoeveel
zelfmoordenaars zich tijdens trouwfeesten in Pakistan opblazen. Je kunt
evenmin alle internationale treinen controleren, zoals minister van
Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) ooit voorstelde. De overheid mag
niet meegaan in die irrationaliteit. Dat geeft burgers de illusie dat
alles veilig is.’
Het is toch logisch dat het personeel om veiligheid vraagt?
‘Dat is de klassieke uitleg. Ik begrijp de psychologische schok. Het
personeel moet worden gerustgesteld. Maar je kunt mensen niet wijsmaken
dat je alles onder controle hebt. Op de luchthaven liepen militairen
rond. Maar die hal is zo groot dat ze niet alles kunnen bewaken.’Politiek theater
Het nut van militairen op straat is dus ook relatief?
‘Die maatregel speelt ook in op een irrationele angst. Het is
allemaal goed bedoeld, dat weet ik wel. Maar de regering realiseert zich
niet dat ze op die manier de angst alleen vergroot. Even goed stel ik
me vragen bij het pleidooi om de wet-Lejeune aan te passen. Ja, Ibrahim
El Bakraoui werd veroordeeld tot tien jaar en hij kwam vrij na vier
jaar. Maar als hij het niet was, dan was er wel een ander geweest. En
als hij vrijkwam na tien jaar, dan was hij wellicht nog gevaarlijker.
Weinig gedetineerden verbeteren in de gevangenis.’‘Natuurlijk kunnen we iets doen tegen terrorisme: doorgedreven recherche, inlichtingen, undercoverwerk. De overheid heeft voldoende instrumenten om dergelijke informatie te vergaren en te gebruiken. Maar daarvoor hoeven we niet van alle Belgen vingerafdrukken te nemen. Ik blijf bekommerd om de privacy. Omdat ik ervan overtuigd ben dat we alle vrijheid die we nu opgeven, nooit meer zullen terugkrijgen. Is dat de juiste prijs om te betalen? Daalt daarmee het risico significant?’
U kent het antwoord.
‘Kijk, ik kan een woordje meespreken over de Homeland Security in de VS. Ik verbleef een semester in Harvard als fellow,
met een arbeidsvisum. Op gegeven moment moest ik kort even in België
zijn, dus deed ik een retourtje. Maar Harvard had me niet verteld dat
het in dat geval Homeland Security moest inlichten. Toen ik dus weer het
land in wilde, werd ik prompt vastgeklampt en in een sinister kamertje
gestopt met 35 anderen. Een zeer multiculturele omgeving was dat. Ik
mocht er alleen onder begeleiding naar het toilet en toen ik mijn gsm
bovenhaalde, was ik die prompt kwijt.’‘Omdat ik ook een diplomatiek visum had, wilde ik dat alsnog tonen. Dat wilden ze niet eens bekijken. Moeiteloos was ik in een hallucinante situatie verzeild. Het heeft uren geduurd, met serieuze palavers. Uiteindelijk mocht ik gaan op voorwaarde dat ik me binnen de drie dagen weer meldde met een bewijs van Harvard. De volgende keer dat ik naar de VS reisde, was het opnieuw raak, ondanks het feit dat een gewezen adjunct-sercretary of state me beloofd had in te grijpen.’
‘Zo’n systeem leidt een eigen leven, het genereert zeer autoritaire tendensen. Geloof me, daar liepen erg barse types rond met grote pistolen. Mensen in machtsposities worden autoritair. Ik ben niet vies van macht. Maar het moet democratisch gelegitimeerd en gecontroleerd zijn. En bovenal proportioneel.’
U schreef naar aanleiding van de aanslagen: ‘Ik wil niet lichtzinnig oordelen op de vraag of dit vermeden kon worden.’
‘Zo’n gebeurtenis genereert altijd twee reacties: het was te
vermijden versus het was onvermijdelijk. Ik weet het eerlijk gezegd
niet. Het is uiterst moeilijk om alle potentiële terroristen te volgen.
Daarom erger ik me aan het gemak waarmee een definitief oordeel wordt
uitgesproken. Dat vervuilt het debat. De wereld is niet zwart-wit.’‘Die liaisonofficier in Istanbul krijgt ik-weet-niet-hoeveel meldingen per dag, al kunnen er onzorgvuldigheden zijn geweest. Maar de manier waarop minister Jambon die man zonder wederwoord als de grote schuldige aanduidde, vond ik storend. Je ambtenaren moet je publiek niet te kijk zetten. Als een minister ziet dat er iets fout loopt, dan neemt hij maatregelen. Zo heb ik als minister van Buitenlandse Zaken ook enkele ambassadeurs teruggeroepen. Onder meer eentje die naar kinderporno zat te kijken op een moment dat er Belgen moesten worden geëvacueerd.’
Was dat ‘ontslag’ van Jambon en Koen Geens een schijnmanoeuvre?
‘Als jullie goede journalisten zijn, stellen jullie die vraag niet.’
Ai, te laat.
‘Ik weet niet of ik ontslag had genomen. Ik spreek me evenmin uit
over de vraag of ze dat moesten doen. Maar als je dat doet, doe het dan.
Of zeg dat je blijft. Nu kregen we slecht politiek theater. Zo’n
ontslag heeft slechts zin als het leidt tot een collectieve zuivering.
Zo kan de persoon die ontslag heeft genomen als een Bijbelse zondebok de
woestijn worden ingestuurd.’‘Dit was hier niet aan de orde. Ik heb Jambon noch Geens op flaters betrapt. Maar het argument van Bart De Wever (N-VA) dat men in een oorlog geen generaals vervangt, sloeg echt nergens op. Ik denk niet dat Winston Churchill zo redeneerde.’
Volgens premier Charles Michel (MR) is er een wereld vóór de aanslagen, en één erna. Volgt u hem?
‘Hoeveel keer hebben we al niet gehoord dat “niets meer hetzelfde zal
zijn”? Dit is een vreselijke gebeurtenis. Die terreurdaden worden
opgezet om maximaal angst te zaaien. Maar nog altijd sterven er meer
mensen in het verkeer. Dat wakker worden in een andere wereld.... Het
lost niets op om er in dergelijke termen over te spreken. Wij moeten
verder.’‘Het is niet waar dat we in het grootste tranendal uit de geschiedenis leven. Ooit zal het terrorisme afnemen. Dit zijn stuiptrekkingen van IS. Hetzelfde netwerk zit achter de aanslagen in Parijs en Brussel. Als dat is opgerold, kan het zijn dat ook een groot stuk van de terreurdreiging verdwijnt. Ik claim niet dat mijn kijk hierop de juiste is. Ik wil alleen aanstippen dat er verschillende zienswijzen mogelijk zijn.’
Extreemrechtse zakken
Dat geldt ook voor het referendum in Nederland. Iedereen legt het ‘nee’ op zijn manier uit.
‘Dat geeft meteen aan dat zo’n referendum niet het juiste instrument
is. Sommige mensen hebben zich uitgesproken tegen Europa, anderen tegen
Oekraïne of tegen de regering. Deelnemers aan een referendum geven niet
noodzakelijke een antwoord op de gestelde vraag. Ik heb nooit van
referenda moeten weten. Naarmate de praktijk zich verspreidt, hebben
beleidsmakers er ook steeds meer problemen mee.’‘Democratie heeft nood aan discussie. Dat is iets anders dan een consultatief referendum waarbij 18 procent van de bevolking vertelt wat er moet gebeuren. Je kunt Europa niet besturen met referenda. Zij registeren alleen koortstoestanden, maar geven nooit oplossingen. Stel dat de Brexit er komt. What’s next? Ik heb van niemand een valabel alternatief gehoord. Zelfs de Britten hebben er geen antwoord op.’
Wat moet er dan gebeuren?
‘Ophouden met consultatieve referenda, tiens. Die waren even
de mantra van de open democratie, maar ze hebben niets met inspraak te
maken. Europese lidstaten moeten bovendien weten wat ze willen.
Nederland stelde zich de laatste tien jaar steeds eurosceptischer op in
een poging de opgang van Geert Wilders te stoppen. Daar heeft het niets
voor gekocht. In Nederland heeft het participatiemodel – Wilders
gedoogde zelfs even een regering – niet gewerkt.’‘Geef mij dan maar het cordon in Vlaanderen. Als de N-VA in de richting van Vlaams Belang opschuift, dan volgt er een onmiddellijke reactie. Dat cordon houdt de N-VA op het rechte pad. Laten we niet vergeten dat er in die partij veel Vlaams Belang’ers zitten. Ik vind dat overigens niet zo positief. Dat bezorgt die extreemrechtse zakken een zweem van salonfähigheid. En dat gun ik ze niet. Ik vind het geen weldaad voor de democratie dat het extreemrechtse electoraat bij de N-VA is terechtgekomen.’
‘Er bestaat een mismatch tussen de elite en de kiezer. Dat is een verantwoordelijkheid van de politieke leiders zelf. Die moeten niet alleen de moeilijkheid van de Europese besluitvorming benadrukken, maar ook beklemtonen dat ze dezelfde problemen op nationaal vlak onmogelijk opgelost krijgen. Zowel op Europees als op nationaal vlak zijn er meningsverschillen. Maar in eigen land opereren politici op een meer vertrouwd terrein. Daardoor hebben ze de illusie dat de zaken meer in de hand hebben.’
De N-VA ziet in het referendum het einde van de
‘traditionele eurofiele politiek’. Het wordt tijd voor ‘eurorealisme’,
zeggen zij.
‘Loze praat. Eurorealisme betekent dat er een oplossing moet worden
gevonden voor het migratieprobleem. Maar wat bedoelen ze? Geloven ze
echt dat een eengemaakte markt op zichzelf werkt? Sander Loones (Europarlementslid voor de N-VA, red.)
gedraagt zich als een jongverkenner. Wat heeft de Britse premier David
Cameron binnengehaald in zijn onderhandelingen met Europa? Niets. Je
kunt Europa niet zomaar hertekenen, je kunt er enkel uitstappen. Niemand
hoeft eurofiel te zijn. Ik erger me aan politici die zich eurokritisch
opstellen om hun kiespubliek te behagen.’
Speelt de N-VA dat spel ook?
‘Ik zie De Wever als een euroscepticus. Maar hij is verstandig
genoeg om de grenzen te zien. Al zoekt hij die wel voortdurend op, en
niet alleen als het over Europa gaat. Dat opportunisme is hem niet
vreemd.’Safe havens in Syrië
Dat Europa krijgt het asielprobleem niet onder controle.
‘Er zijn blokkages, die zullen gaandeweg wel verdwijnen. Maar stel u
even voor dat de 28 landen het probleem elk afzonderlijk zouden proberen
op te lossen. Dan hebben we binnen de kortste keren gewapende
conflicten. Nooit, nooit, nooit heb ik een deftig alternatief voor
Europa gehoord.’‘Het akkoord met Turkije vind ik maar niets. Het hangt met spuug en paktouw aan elkaar. Ik ben er zeker van dat het Europese Hof van Justitie over enkele weken brandhout maakt van die regeling. Zeg nu zelf, Syriërs die in Griekenland raken, worden teruggestuurd met de mededeling dat ze in Turkije maar het vliegtuig hadden moeten nemen. Dat is gewoon vuil. En dan maar filosoferen over Europese waarden.’
‘Ik zie een mogelijke oplossing in de bouw van hervestigingskampen in Europa, in afwachting van een terugkeer naar Syrië. Een spreidingsplan werkt niet, omdat de Oost-Europese landen dat niet willen. En je kunt moeilijk verwachten dat andere landen al die vluchtelingen opnemen. De inspanningen om al die vluchtelingen te integreren, is behartigenswaardig. Maar België kan moeilijk ieder jaar 10.000 vluchtelingen opnemen. De Conventie van Genève legt niet op dat we die mensen werk en een rijhuis geven.’
Europa wil vooral safe havens in Turkije, zelfs in Syrië.
‘Safe havens in Syrië. Wie haalt het in zijn hoofd? Blijkbaar
zijn we Srebrenica al vergeten. Ook Turkije is geen oplossing. Dat land
eerbiedigt de mensenrechten niet. “Laat ze daar maar blijven.” Met zo’n
slogan schuiven we onze verantwoordelijkheid af.’Ordinair viswijf
Het huidige klimaat lijkt erg gunstig voor populisme, iets waar u enkele jaren geleden voor waarschuwde.
‘Ik vergeleek het met een schimmel. Dat klopt, en niet alleen in
Europa. Ook Amerika worstelt met het fenomeen. De wereld lijkt ten prooi
aan brutale politici. Zelfs een onaantastbare leider zoals Angela
Merkel komt daardoor in de problemen. Wat zij verkeerd heeft gedaan, is
me nog steeds niet duidelijk.’‘Net na de val van de Berlijnse Muur schreef Francis Fukuyama een essay waarin hij het had over het einde van de geschiedenis. Daar klopte dus niets van. Op de ene golf volgt een andere. De geschiedenis leert ons dat zelfs politieke nietsnutten erg grote gevolgen kunnen hebben. Ook nu beleven we een breuklijn waarop een gevaarlijke figuur zoals Geert Wilders of een ordinair viswijf als Marine Le Pen kunnen gedijen. Ik ben daar niet bang voor. Maar we moeten ons bewust zijn van het gevaar. En we moeten af van de waangedachte dat ons niets kan overkomen.’
Toch kort nog even over uw eigen problemen met de fisc...
‘Ik beschouw dat als een onbestaande vraag.’
Los daarvan dan, hoe kijkt u aan tegen de onthullingen rond de Panama Papers?
‘Ik bekijk dat als een laatste stuiptrekking. In enkele jaren tijd is
de waarde van zwart geld in rook opgegaan. De Oeso vaardigde daarover
enkele richtlijnen uit, maar vooral de Amerikanen schoten in actie en
hebben de Zwitsers onder druk gezet. Hoe krijgen die mensen hun geld nog
uit Panama? Geen enkele bank wil dat geld binnennemen. Tel daarbij de
wettelijke beperking om in cash te betalen...’‘Misschien is een regularisatie op haar plaats. Het is de enige manier om er nog wat inkomsten uit te puren. Ik weet niet wat hun drijfveren zijn. Misschien gaat het louter om wat de Engelsen greed noemen.’
Kent u dat gevoel?
‘Helemaal niet. En ik kan het bewijzen ook. Ik heb in mijn leven
altijd de politiek boven zaken verkozen. Toch verdiende ik als politicus
structureel minder dan in de zakenwereld. Toen ik Europees commissaris
werd, kreeg ik op hetzelfde ogenblik het voorstel om een dag per week
voor een bepaald bedrijf te werken. Ik zou meer verdienen dan als
commissaris en hield nog zes dagen in de week over. Ik heb geweigerd, ik
wilde het liefst commissaris blijven. Tenzij je corrupt bent, kun je
als politicus niet zoveel verdienen.’
Mist u de aandacht?
‘Ik heb van die schijnwerpers moeten afkicken, ja. Da’s normaal na 35
jaar. Maar op een bepaald moment word je voor een feit geplaatst
waardoor je niet meer aan politiek kunt doen. Het heeft geen zin om
daarover ongelukkig te blijven, ik heb tenslotte maar een leven.’À moi http://www.standaard.be/socialshare/article/twp-44da80efc19b340986133ae5bdeb6f7fad4c2295d0deb11a3ee339b9f93ef5dd097a29f4c1e5e95911e8a13d53f5b389
James Sant La dernière phase
vendredi 8 avril 2016
Napoléon à Eylau
Eylau s'appelle maintenant Bagrationovsk.
Victoire sur le fil due à l'intervention de Desait, guidé par le son du canon, et tué d'une balle dans le coeur lors de la même bataille.
Voir la tête de Napoléon : blême, le regard ailleurs.
jeudi 7 avril 2016
Sollers "Mouvement"
SOLLERS A RAISON D'ECRIRE
Mouvement
de Philippe Sollers
Gallimard,
230 p., 19 €
Si un roman se caractérise par des
personnages dans une histoire, le dernier « roman » de Philippe
Sollers, annoncé comme tel, est encore une de ces blagues supérieures dont il a
le secret. Son histoire commence comme un roman mais au bout de trois lignes
vous avez bien compris qu’il n’en est rien et que la pauvre Lola dont il est
question au premier paragraphe ne passera pas la promesse des chapitres. On ne
la reverra jamais.
Celui qu’on voit, en revanche, c’est Hegel,
le philosophe allemand, père de la phénoménologie, l’amoureux de la Révolution
française, celui qui, en 1806, à Iéna, voyant Napoléon passer à cheval sous ses
fenêtres s’écria : « J’ai vu passer l’âme du monde ! » Hegel
est le héros d’un roman philosophique dont la trame est ténue en termes de
récit mais dotée d’une intensité de pensée qui fait plaisir à l’esprit curieux.
Car revoici le talent extrême de l’excessif Sollers : parvenir à nous faire
circuler sans ennui dans ses lectures comme au sein d’une merveilleuse bibliothèque
aux rayonnages parfaitement cirés et dans un silence de cathédrale gothique.
On passe avec allégresse et dans le sillage
de son humour de Pascal à Claudel ou à Chateaubriand, de Dante à Shakespeare,
les héros de Homère voisinent avec ceux d’Alfred Jarry. Hegel croit dur comme
fer que l’esprit et la raison continueront longtemps d’insuffler l’histoire en
train de se faire. Il n’est pas nihiliste ou défaitiste. Pas marxiste non plus,
pour un sou. Chrétien et révolutionnaire si vous voulez le caractériser de
façon simpliste. En quoi il serait le frère jumeau de Philippe Sollers,
l’écrivain qui joue à la perfection à la « chrétiennitude » et qui
pense que la vraie révolution que le monde attend est encore à venir quand tous
les escrocs de la déification de l’argent et des pouvoirs auront été mis à bas
de leurs effigies grotesquement publicitaires.
Allez à Lascaux, dit le chroniqueur Sollers,
réfléchir à la manière dont le rhinocéros peint de main d’homme se détourne du
fourbi contemporain et passe lourdement son chemin. Allez dans les étoiles sur
les traces de Philae, la petite espionne électronique chargée de donner des
nouvelles de la comète qui nous fuit après nous avoir frôlés. Allez en Chine
éternelle lire les poètes chinois qui depuis des millénaires ont précédé les
prétentions occidentales de l’écriture. Retrouvez-y, ces vers de Pan Yue
résumant le bonheur qui devrait nous suffire : « Contemplons la
beauté, oublions tout le reste, vaguons, toujours heureux d’être si peu de
chose. » Cela fut écrit en l’an 300, il y a dix-sept siècles.
Bien sûr, nous avons Montaigne comme rescousse pour vivre, et Pascal pour
penser, et les Lumières pour nous éclairer et illuminer l’histoire avec le
faisceau de la « raison ». Cette raison dont Hegel avait fait le principe
de toute l’agitation humaine.
Il y aurait beaucoup à dire sur la manière
dont elle est à l’œuvre dans notre monde et notre temps ! Sollers qui n’est pas
un dévot idolâtre de Hegel ne disconvient pas que les choses soient délicates
si l’on veut la raison comme fanal pour marcher en pleine obscurité. Il
n’empêche qu’il croit à l’esprit, forme compactée du divin. L’esprit qui est
partout à l’œuvre, cherchant où il veut à guider les âmes vers la sortie de
l’histoire. De la Bible à la poésie chinoise, de Homère à Apollinaire, de
Rimbaud à Georges Bataille, partout c’est la lutte entre la bêtise au front de
taureau et la fraîcheur des aubes naissantes. Les considérations précises de
Sollers quoi que pas du tout romanesques au sens habituel, se lisent avec gourmandise.
Comme on dégusterait, dans un salon de thé paisible, les pâtisseries qui
auraient plu à Proust tandis que viendraient du dehors des cris provoqués par
Sade et ses sbires.
Le style de Sollers est simple et clair. Il
écrit bien, le bougre inclassable de notre littérature. Certains de ses
chapitres, notamment celui sur Victor Hugo, sont pleins de charme et
d’efficacité. Rien que pour ce genre de cadeaux, il faudrait le remercier de
nous avoir encore concocté ce non-roman.
Bruno Frappat
http://www.la-croix.com/Sollers-raison-ecrire-2016-04-06-1100751669?&PMID=d6c105ff084145913ded2e1bfaee96f0
潘岳 Pan Yue (247 - 300)
Pan Yue潘岳 résumant le bonheur :
« Contemplons la beauté,
oublions tout le reste,
vaguons, toujours heureux d’être si peu de chose. »
« Contemplons la beauté,
oublions tout le reste,
vaguons, toujours heureux d’être si peu de chose. »
mardi 5 avril 2016
cause et effets
« Dieu se rit des hommes qui déplorent les effets dont ils chérissent les causes. » (Bossuet)
lundi 4 avril 2016
LC Questions silencieuses - Avortement et médias 21/10/2015
Par Frédéric Mounier
Fort malaise ce lundi, tard dans la
soirée, après « La case de l’oncle Doc » sur France 3, consacré à « L’IVG, 40
ans après ». La succession de témoignages (probablement trop) féminins a
manifesté, en dépit de l’apparente facilité des paroles, l’extrême difficulté à
aborder cette question aujourd’hui. C’est inquiétant. En creux, ce
documentaire, martelant le choix des femmes, a fait apparaître des questions
extrêmement profondes, loin des arguments préformatés, ceux des adversaires
comme ceux des partisans de l’IVG.
Mais il n’est pas certain que ces
questions soient audibles, tant ce dossier est un champ de mines…
Pourquoi l’enfant à venir peut-il faire
si peur ?
Pourquoi n’a-t-il été, dans cette émission, que si rarement question
des hommes ?
La dépénalisation voulue par la loi Veil a-t-elle réellement amené
une banalisation, tant souhaitée par les uns, tant redoutée par les autres, et
finalement si loin de la réalité ?
A-t-on tiré toutes les conséquences du lien
rompu, pour toujours, entre sexualité et conception ?
Comment parler des
cicatrices souvent invisibles laissées par cette intervention, qui concerne
aujourd’hui une Française sur trois au cours de sa vie (1) ?
Les douleurs de
toutes natures, même longtemps après, ne sont-elles dues, comme l’ont dit les
femmes interrogées, qu’à la société, au regard d’autrui, au moralisme, aux
tabous religieux, voire au corps médical ?
Est-il si simple de dire, à l’instar
de plusieurs intervenantes, que « l’embryon n’est pas un enfant » ?
Ou que « la grossesse n’est qu’un échec de la
contraception » ?
Ou
encore que l’IVG est un « acte médical comme un autre » ?
Quelle place la maternité occupe-t-elle désormais dans la vie des
femmes ?
Répond-elle encore, comme ce fut longtemps le cas, et comme le disent
les intervenantes, à une « injonction à faire de la femme la gardienne de l’espèce » ?
Est-elle un choix essentiel ou
ordinaire parmi d’autres ?
« J’ai choisi de ne pas en faire quelque
chose de grave » a
conclu, convaincue à défaut d’être convaincante, l’une des femmes interrogées
sur son avortement.
(1) Selon l’Ined.
radicalisation de l'islam ou islamisation de la radicalité ?
Quelle responsabilité de
l’islam dans la radicalisation ?
Recueilli
par Isabelle de Gaulmyn, Anne-Bénédicte Hoffner et Flore Thomasset, le
04/04/2016
Pour Olivier Roy (à gauche), la
démarche des djihadistes n’est en aucun cas théologique. / Frédéric Petry pour
La Croix
Olivier Roy
Enseignant à
l’Institut universitaire européen de Florence (Italie)
Haoues
Seniguer
Maître de
conférences en sciences politiques à Sciences-Po Lyon
« Il ne s’agit pas de la
radicalisation de l’islam, mais d’une islamisation de la radicalité ». Cette formule d’Olivier Roy,
politologue spécialiste de l’islam, enseignant à l’Institut universitaire
européen de Florence (Italie), à propos du djihadisme européen, a suscité
d’abondants commentaires.
Pour
poursuivre le débat sur la dimension religieuse de cette radicalisation, La
Croix a invité Olivier Roy à dialoguer avec Haoues Seniguer, maître de
conférences en science politique à Sciences-Po Lyon.
Depuis la
vague d’attentats et le départ de jeunes Français désireux de rejoindre les
rangs de Daech en Syrie, les initiatives se multiplient pour « combattre
la radicalisation ». Ce terme vous semble-t-il adapté ? Quelle définition
lui donnez-vous ?
Haoues
Seniguer : Il n’y a pas de définition objective de la radicalisation. Le terme
est spontanément connoté négativement, alors que l’étymologie dit tout autre
chose : est radical ce qui a à voir avec la racine, ou avec l’essence de la
religion. Pourtant, quelqu’un qui se réclame de la « religion
originaire » ne franchit pas forcément le pas de la violence physique
et/ou matérielle. Dans le cadre de l’état d’urgence, des imams
« orthodoxes » ont été perquisitionnés. Pourquoi ? On peut ne pas
partager leur lecture de l’islam, qui prône une rupture avec la société, mais
cela n’en fait pas des partisans du « terrorisme ». Ils nourrissent
néanmoins souvent un imaginaire social violent au nom de l’islam, à tout le
moins au plan symbolique.
Olivier
Roy : Il y a effectivement une confusion des termes. En politique, la
radicalisation consiste à refuser tout compromis avec l’ordre existant et donc
à le combattre par la violence. La radicalisation religieuse, elle, renvoie à
une définition totalement différente. Elle signifie d’abord un retour à
l’essence de la religion. En ce sens, Luther et Calvin furent des radicaux !
Aujourd’hui, on a tendance à considérer que radicalisations religieuse et
politique vont de pair. Or, elles n’ont rien à voir : le moine contemplatif
chartreux est radicalement religieux, mais il ne s’occupe pas de politique. Un
religieux « modéré » n’est pas une personne modérément religieuse,
mais plutôt modérée politiquement.
Faites-vous
tout de même un lien entre les courants fondamentalistes de l’islam – le
salafisme notamment – et la violence commise au nom de l’islam ?
H. S. : Pas
plus qu’une autre, la religion musulmane ne prédispose à la violence. Il
n’existe pas de liens mécaniques entre le texte coranique, les propos attribués
au prophète (hadith) et la production de la violence. En revanche, il
existe une forme de porosité théologico-idéologique, due à des commentaires
savants médiévaux in-interrogés, entre les tenants d’une vision extrêmement
violente de l’islam - prônée par Daech – et les tenants d’une vision très
conservatrice.
Actuellement,
l’islam « modéré », à supposer que l’expression ait une quelconque
pertinence scientifique, pèse très peu face à cette « orthodoxie de
masse », ce mastodonte qu’est le salafisme ou l’islamisme, dont les moyens
financiers expliquent en partie le degré de pénétration à l’échelle
internationale. Dans des contextes de friabilité politique, sociale,
économique, comme c’est le cas actuellement en Irak ou en Syrie, le discours
violent peut prendre dans ses rangs.
O. R. :
Toute notre analyse du terrorisme est fondée sur le fait que le parcours des
terroristes commencerait par le salafisme, puis passerait par le
communautarisme à partir de l’observance de la charia, avant de basculer dans
le djihad. Or les terroristes que l’on connaît ne sont pas passés par un repli
communautariste : ils ne sont pas pratiquants, ne fréquentent pas assidûment la
mosquée, aucun ne fait du caritatif musulman… Ils ne sont pas dans un parcours
linéaire.
Ce ne sont
pas des intellectuels qui lisent des traités théologiques et qui, après avoir
réfléchi, se disent qu’ils doivent participer au djihad. Ils rentrent
directement par le djihad et vont ensuite chercher dans le Coran des raisons
d’agir. C’est pourquoi je crois qu’on a tort de « sur-islamiser » la
radicalisation. Pour des raisons psychologiques, sociales, ces jeunes ont
besoin d’être dans la radicalité : aujourd’hui, c’est dans l’islam qu’ils la
trouvent.
Vous ne
faites donc aucun lien entre une forme de radicalisation à l’œuvre dans le
monde musulman et ces processus de radicalisation que l’on observe en France ?
O. R. : Si.
Je dis seulement que la démarche des djihadistes européens n’est pas
théologique. Pour autant, ils ne se fichent pas de la religion : l’islam est
là, évidemment. Ils croient au paradis, à une vérité religieuse. J’ai écrit
qu’il n’y avait « pas de radicalisation de l’islam mais une
islamisation de la radicalité ». L’islam intervient donc bien à un
moment dans le processus : il faut lire la phrase jusqu’au bout !
H. S. : Je
pense pour ma part qu’il ne faut pas sous-estimer la puissance causale de
l’idéologie. La religion, même « ensauvagée », produit du sens pour
ces individus. Elle forme une sorte de toile d’araignée idéologique. Quand les
djihadistes se mettent une ceinture d’explosifs, cela fait sens pour eux. Il
s’agit bien là d’une adhésion de croyance ferme.
La dimension
« sacrificielle » est d’ailleurs extrêmement forte dans leur
argumentaire…
O. R. : Le
djihadiste sait qu’il va mourir et qu’il accédera au paradis, c’est cela qui le
fascine. Tareq Oubrou, l’imam de Bordeaux, qualifie souvent ces jeunes de « religieux
paresseux » : au lieu de passer 40 ans à prier 5 fois par jour, ils se
font sauter, pour aller directement au paradis. Ils expliquent à leurs parents
qu’ils vont les sauver par leur sacrifice… Celui-ci prend alors une dimension
de rédemption pour tous les péchés de leur entourage. Toute la force de Daech a
été de créer ce récit qui allie un imaginaire islamique fort et une culture
jeune contemporaine. Daech met sur le marché un monde virtuel où les rôles sont
inversés : le jeune marginalisé, discriminé, devient le maître et le sauveur du
monde.
H. S. : Le
religieux est en effet présent dans la dynamique des exécutants, notamment dans
la mesure où c’est ce qui les rassure au moment de commettre leurs actes.
Cependant, le religieux n’explique pas tout. Certains, parmi les musulmans de
France, s’identifient aux populations victimes de Bachar Al Assad : ils
ont le sentiment – discutable – que la France ne s’est préoccupée du sort de la
Syrie que lorsque des minorités ont été menacées, ou quand les vestiges de
Palmyre étaient en train d’être détruits…
Il y a aussi
parfois, chez les musulmans de France, un sentiment de déclassement, à raison
de leur religion, que refusent de voir certains intellectuels comme Gilles
Kepel, et cela m’inquiète. On doit prendre en compte ce sentiment de
discrimination dans le processus de radicalisation. Il faut tenir ferme les
deux bouts de la chaîne explicative : oui, il y a de l’islamophobie, et oui, il
y a aussi de la violence symbolique entretenue par des prédicateurs ou
théologiens musulmans qui dénoncent en même temps l’islamophobie et le
terrorisme.
Quelle est
la responsabilité de ces théologiens musulmans, des imams, face à ce
phénomène ?
O. R. : Je
crois que les imams ont une responsabilité non pas causale mais morale. Ce ne
sont pas eux qui fabriquent les djihadistes, c’est clair, mais ils ne peuvent
pas non plus esquiver le débat, dans la mesure où ces djihadistes, eux, se
réclament de l’islam. Les imams doivent pouvoir répondre à la prétention de ces
jeunes d’agir au nom de l’islam. Tareq Oubrou appelle cela « faire de
la théologie préventive ».
H. S. :
Dire que « ce n’est pas l’islam », que « le problème
n’est pas religieux » est une manière d’éviter de voir précisément les
intersections entre les courants légalistes, traditionnels, et les courants
violents de l’islam. Et en même temps, il serait injuste de faire porter tout
le poids à la seule communauté musulmane. Il s’agit d’une responsabilité
collective.
O. R. : Les
attentats ont d’ailleurs révélé tout le paradoxe de la laïcité à la française :
on refuse le religieux dans l’espace public, mais on reproche aux musulmans de
ne pas parler d’abord comme musulmans quand il faut condamner les attentats.
H. S. :
C’est tout à fait vrai. On attribue aux musulmans une communauté qu’on leur
reproche par ailleurs d’avoir ! Après les attentats en France, tout musulman,
en quelque sorte, était sommé de se prononcer. Je pense souvent à Jacques
Maritain, qui disait qu’il fallait agir « en chrétien », et
non « en tant que chrétien ».
C’est la
même chose pour les musulmans, notamment les théologiens et prédicateurs
sunnites, qui devraient à mon sens intégrer davantage une telle distinction
dans un discours trop souvent politisé. Plus une religion est politisée et plus
elle creuse et nourrit les sillons de la conflictualité.
Recueilli par Isabelle de Gaulmyn, Anne-Bénédicte
Hoffner et Flore Thomasset
Des politologues spécialistes
du monde arabo-musulman
le
04/04/2016 à 0h00
Olivier Roy. Enseignant et directeur de travaux
de recherche à l’Institut européen de sciences politiques de Florence (Italie),
cet ancien professeur de philosophie est docteur en sciences politiques.
En 2008, il a publié au Seuil La Sainte Ignorance. Le temps de la
religion sans culture. En 2014, dans En quête de l’Orient perdu
(Seuil), il raconte, sur le mode de l’entretien, sa jeunesse de militant
maoïste et gauchiste, puis ses longues années d’observation en Afghanistan,
pendant la résistance des moudjahidines contre les troupes soviétiques, et dans
toute l’Asie centrale.
Haoues Seniguer. Docteur en sciences politiques, ce
maître de conférences à Sciences-Po Lyon a consacré sa thèse à l’islamisme
marocain, étudiant les itinéraires de jeunes activistes du Parti de la justice
et du développement, proche des Frères musulmans. Il a publié, dans la revue Confluences
Méditerranée (2015/3, n° 94), « Une terreur sacrée ? La violence
à l’heure des crises du Moyen-Orient » .
Inscription à :
Articles (Atom)