We falen om te leren
Ook EU-president Donald
Tusk zag in dat de gebruikelijke tactiek van de pletwals – ultimatums
stellen, met tussendoor een besmuikt dreigement om Wallonië Europees
geld af te nemen als het bleef volharden in zijn non –
uiteindelijk contraproductief kon uitdraaien. Gisteren gooide hij het
dus over een andere boeg: flemen. De Belgen, zo twitterde hij, kunnen
bewijzen dat ze kampioen zijn in het smeden van een consensus. In dit
geval over het Europees-Canadese handelsakkoord Ceta. Maar al redt een
ultiem Belgisch compromis het verdrag, dat kan alleen voorlopig zijn. In
Nederland, bijvoorbeeld, lopen ze zich al warm om straks, na het succes
van hun Oekraïne-referendum, ook Ceta per volksstemming naar de
prullenmand te verwijzen.
Nog tijdens de onderhandelingen gisteren repte Vlaams minister-president Geert Bourgeois zich om te verklaren dat aan het ontwerpverdrag hoe dan ook geen jota verandert. Dat zou ook moeilijk anders kunnen, want daarvoor hadden bijvoorbeeld de Canadezen wel mee moeten onderhandelen. En het zou ook voor de minister-president sneu zijn geweest, want zijn regering stemde al midden september zonder meer met Ceta in. Bourgeois probeerde het dan maar, bij gebrek aan beter, te laten klinken alsof die Walen slechts een kat in een zak zouden kopen. Niettemin komen enkele Waalse vragen, voor zover ze gisteren bekend raakten, verrassend overeen – als dat al verrassend kan zijn – met de reserves die het Duitse Grondwettelijke Hof eerder deze maand over Ceta formuleerde.
Ondertussen kunnen uit het Belgische Ceta-avontuur al enkele lessen worden getrokken. De eerste les moet zijn dat de marges van de binnenlandse discussie wel heel eng zijn geworden: ze overstijgen nauwelijks nog de gemeenplaats. Geen probleem kan opduiken of het verzinkt in de default-modus van de communautaire polemiek, al is die meestal erg naast de kwestie. De Leuvense rector Rik Torfs toonde zich van zijn kleingelovigste kant toen hij openlijk begon te twijfelen of België nog wel ‘een toekomst’ heeft – good luck dan als er nog eens een Europese, en dus een op nog veel meer diverse visies steunende consensus te zoeken valt.
Anders dan in Franstalig België, getuigt de Vlaamse meerderheid wel van een groot vertrouwen (of is het lijdzaamheid?) tegenover de feiten zoals ze zijn. En misschien vergist ze zich daarin, nu Ceta ook iets leert over de aard van de globalisering – want dat is de bredere context van Ceta of het analoge, nog niet afgewerkte TTIP tussen de EU en de VS. De globalisering blijkt nu toch minder een onwrikbare of slechts blind te accepteren natuurwet te zijn, dan wel de uitdrukking van een politieke wil. Politici hebben er, als ze dat willen, meer over te zeggen dan ze vaak denken.
The Financial Times wees er dinsdag op hoe lastig het is geworden om nog grote internationale handelsverdragen te sluiten. Het directe voordeel ervan, zoals lagere prijzen voor de consument, blijkt immers almaar geringer te worden omdat nu al amper hoge invoerrechten of andere handelsbelemmeringen bestaan. En die afspraken worden vooral gehinderd door de ballast aan regelgeving (letterlijk: a great deal of largely extraneous regulatory baggage) die ze onder druk van de multinationals meeslepen: intellectuele eigendomsrechten, die producten in de regel eerder duurder dan goedkoper maken, en garanties voor investeringen via aparte arbitragesystemen.
Dat die laatste wel degelijk de democratische soevereiniteit kunnen aantasten, is een zorg die zowel de zakenkrant, het Duitse Constitutionele Hof als de Waalse minister-president Paul Magnette ernstiger lijken te nemen dan bijvoorbeeld Geert Bourgeois. Om ook in internationale afspraken de primauteit van de politiek te handhaven, volstaat het nochtans om dat te willen.
Nog tijdens de onderhandelingen gisteren repte Vlaams minister-president Geert Bourgeois zich om te verklaren dat aan het ontwerpverdrag hoe dan ook geen jota verandert. Dat zou ook moeilijk anders kunnen, want daarvoor hadden bijvoorbeeld de Canadezen wel mee moeten onderhandelen. En het zou ook voor de minister-president sneu zijn geweest, want zijn regering stemde al midden september zonder meer met Ceta in. Bourgeois probeerde het dan maar, bij gebrek aan beter, te laten klinken alsof die Walen slechts een kat in een zak zouden kopen. Niettemin komen enkele Waalse vragen, voor zover ze gisteren bekend raakten, verrassend overeen – als dat al verrassend kan zijn – met de reserves die het Duitse Grondwettelijke Hof eerder deze maand over Ceta formuleerde.
Ondertussen kunnen uit het Belgische Ceta-avontuur al enkele lessen worden getrokken. De eerste les moet zijn dat de marges van de binnenlandse discussie wel heel eng zijn geworden: ze overstijgen nauwelijks nog de gemeenplaats. Geen probleem kan opduiken of het verzinkt in de default-modus van de communautaire polemiek, al is die meestal erg naast de kwestie. De Leuvense rector Rik Torfs toonde zich van zijn kleingelovigste kant toen hij openlijk begon te twijfelen of België nog wel ‘een toekomst’ heeft – good luck dan als er nog eens een Europese, en dus een op nog veel meer diverse visies steunende consensus te zoeken valt.
Maar allicht is het communautaire cliché ook niet meer dan een discursieve terugvalpositie bij gebrek aan beter – het was niet mogelijk om het Waalse tegenwringen te blijven verklaren als PS-opportunisme of als een gebrek aan dankbaarheid tegenover de Canadezen die ons land in 1944 mee hadden bevrijd. Want waarover viel er anders te discussiëren, nu blijkt dat tot voor kort amper iemand wat afwist over Ceta, al is het al negen jaar hangende? De media berichtten er weinig over, de Europese technocratie behandelde het als een zoveelste voldongen feit waarmee de lidstaten slechts in te stemmen hebben, en een politiek debat is er nooit over gevoerd, behalve dan – al anderhalf jaar – in de parlementen van Frans- en Duitstalig België. Tot de heisa uitbrak, beperkte het Vlaams Parlement zich, begin juli, tot het wegstemmen van een resolutie over Ceta. Maar toegegeven, het voorstel kwam dan ook van de socialistische oppositie.Ook de globalisering is geen voldongen feit, maar wel het gevolg van een politieke keuze
Anders dan in Franstalig België, getuigt de Vlaamse meerderheid wel van een groot vertrouwen (of is het lijdzaamheid?) tegenover de feiten zoals ze zijn. En misschien vergist ze zich daarin, nu Ceta ook iets leert over de aard van de globalisering – want dat is de bredere context van Ceta of het analoge, nog niet afgewerkte TTIP tussen de EU en de VS. De globalisering blijkt nu toch minder een onwrikbare of slechts blind te accepteren natuurwet te zijn, dan wel de uitdrukking van een politieke wil. Politici hebben er, als ze dat willen, meer over te zeggen dan ze vaak denken.
The Financial Times wees er dinsdag op hoe lastig het is geworden om nog grote internationale handelsverdragen te sluiten. Het directe voordeel ervan, zoals lagere prijzen voor de consument, blijkt immers almaar geringer te worden omdat nu al amper hoge invoerrechten of andere handelsbelemmeringen bestaan. En die afspraken worden vooral gehinderd door de ballast aan regelgeving (letterlijk: a great deal of largely extraneous regulatory baggage) die ze onder druk van de multinationals meeslepen: intellectuele eigendomsrechten, die producten in de regel eerder duurder dan goedkoper maken, en garanties voor investeringen via aparte arbitragesystemen.
Dat die laatste wel degelijk de democratische soevereiniteit kunnen aantasten, is een zorg die zowel de zakenkrant, het Duitse Constitutionele Hof als de Waalse minister-president Paul Magnette ernstiger lijken te nemen dan bijvoorbeeld Geert Bourgeois. Om ook in internationale afspraken de primauteit van de politiek te handhaven, volstaat het nochtans om dat te willen.
Aucun commentaire:
Enregistrer un commentaire