Amerika-journalist, auteur van ‘Begrijp jij Amerika nog?’ (Amsterdam University Press).
Het is lastig iets te blijven ontkennen als je weet dat de waarheid je op de hielen zit. In die sfeer moeten we de bekentenis van president Donald Trump zien. Hij gaf toe dat zijn campagneteam in juni 2016 met de Russen sprak om bezwarend materiaal te ontvangen over Hillary Clinton (DS 5 augustus). Dat was niet illegaal, er was niets mis mee, het was gewoon campagnewerk – de ironie dat dit het soort ontkenningen is waar de Clintons het patent op hebben, zal Trump ongetwijfeld ontgaan. Het geeft aan dat de president de grond onder zich voelt schuiven. Het is wachten tot hij erkent dat hij zelf op de hoogte was van de ontmoeting.
Een ander voorbeeld van anticiperen op mogelijk slecht nieuws was het verhaal dat er weliswaar geen sprake was van collusion, van samenwerking tussen zijn campagneteam en de Russen, maar dat als het wel zo was, het geen strafbare feiten opleverde. Trumps buikspreekpop Rudy Giuliani zette die redenering in de markt, waarna de president hem tweetend ondersteunde. Het is niet waar, maar als het waar is, is het niet illegaal.
Deze Echternach-processie van leugens vindt plaats in reactie op Trumps permanente nachtmerrie: het onderzoek door de onafhankelijke aanklager Robert Mueller. Inmiddels ziet Trump zijn campagneleider voor de rechter, onthult zijn persoonlijke advocaat de onfrisse praktijken van de president en bereikt het onderzoek ook Donald Trump junior. En wellicht hemzelf, want de telefoongesprekken van de kleine Trump lijken erop te wijzen dat hij wel degelijk met zijn vader heeft overlegd. Mueller komt in de buurt.
Het is een bijzonder moment in Trumps presidentschap. Na anderhalf jaar toont hij buitengewoon veel zelfvertrouwen. Hij gaat steeds vaker af op zijn intuïtie, en wijkt af van wat zijn staf of regering wil. Hij denkt het presidentschap in zijn greep te hebben. Tegelijk is hij onrustig, ongedurig en gefrustreerd. Deze man is alleen echt in zijn element wanneer hij zijn grootste campagnehits opvoert voor een opgefokt publiek. Hij glorieert als cheerleader voor zichzelf, zonder zich te realiseren dat zijn staf hem op pad stuurt om hem een uitlaatklep te geven, misschien om erger te voorkomen. Laat hem maar tekeergaan tegen de media, dan kan hij elders geen kwaad doen, is de redenering. Je hoeft zijn staf niet te bewonderen om daarvoor dankbaar te zijn.
Voor een narcist met een onwrikbaar zelfvertrouwen oogt Trump verrassend labiel. Hoewel hij keer op keer roept dat Mueller niets heeft, dat het een ‘heksenjacht’ is, lijkt Trump zich zorgen te maken. Het onderzoek leidt de aandacht af van wat hij ziet als zijn ongekende, ongeëvenaarde successen als president. Het voedt zijn frustratie: als ik zo vreselijk machtig ben, waarom gebeurt dan niet wat ik wil? Dat is het klimaat waarin mensen als Trump de neiging hebben om alles of niets te spelen, om een situatie fundamenteel verkeerd in te schatten. De stilte in Washington is niet alleen een teken van zomermoeheid, het is ook de anticipatie op een onvermijdelijk ongeluk.
« Il a fini de ne
plus être lui et moi j’ai cessé de le trahir.Je n’ai pas interrompu
cette vie dont il ne voulait pas.Je n’ai pas su ou je n’ai
pas voulu.Vivre ce qu’il vivait,
c’est indécent.Je suis heureuse, oui,
que ça soit fini pour lui. »
INTERVIEW ‘CAPTAIN OF INDUSTRY’ RONNIE LETEN FILEERT ARBEIDSDEAL
‘Dit land verdient beter’
Toen de Zweedse coalitie aantrad, zag ondernemer Ronnie Leten dat als ‘de kans om België te hervormen’. De verwachtingen zijn niet ingelost, stelt hij vast. De reden? Het gaat te goed, en het ontbreekt de politieke leiders aan moed. ‘Eigenlijk zouden we moeten streven naar werken tot 75 jaar.’
MARJAN JUSTAERT, CHRISTOF VANSCHOUBROEK, FOTO’S FRED DEBROCK
MOLNa negen jaar in Zweden wonen Ronnie Leten (61) en zijn vrouw Ria weer in België. In een bescheiden huis in Mol dat hij eigenhandig bouwde in de jaren tachtig. De bouwmicrobe heeft hij doorgegeven: een van zijn zonen is aannemer, blijkt uit de vennootschappen die de brievenbus sieren van het belendende huis waar Leten kantoor houdt.
De voormalige ceo van machinebouwer Atlas Copco is vandaag voorzitter van telecomreus Ericsson, van machinefabrikant voor de mijnbouw Epiroc – een afsplitsing van Atlas Copco – en bestuurder van het Zweedse technologiebedrijf SKF. Het zijn alle drie bedrijven van de Wallenbergs, een beroemde industriële familie die een groot vertrouwen heeft in Leten. Hij vliegt nog wekelijks richting Scandinavië. Maar als hij in Mol is, neemt hij de fiets of de tandem. Mobiliteit is een van zijn stokpaardjes, omdat het een ‘onderschatte factor’ is in het opkrikken van de tewerkstellingsgraad.
‘Ik snap België niet’, zegt Ronnie Leten. ‘Mobiliteit is een kwestie van durven kiezen. In Zweden rijden de bussen op tijd, omdat ze overal aparte rijvakken hebben. Het openbaar vervoer is performant, veel stedelingen hebben er geen auto. Ook wij hebben er nooit een auto gehad. Ooit ging ik naar een afspraak met de eerste minister per fiets. Halverwege kwam ik hem tegen … ook op de fiets! We hebben ze nog samen op slot gedaan (lacht).’
In 2014 zei u veel te verwachten van de Zweedse coalitie onder leiding van Charles Michel (MR). Heeft ze die verwachtingen ingelost?
‘In dit land wordt altijd over de modaliteiten gepraat en niet over de missie. We zijn een volk van regeltjes’
Leten: ‘Niet alles wat we gehoopt hadden, is gerealiseerd. Uiteraard had ik liever een meer drastische verandering van het belastingsysteem gezien – dat is fundamenteel weinig hervormd – en een meer efficiënte overheid. Ook de loonkostenhandicap is niet weggewerkt. Ze zeggen misschien van wel, maar als je de lat onderweg verlaagt van 2 meter naar 20 centimeter, hebben je maatregelen geen effect.’
‘Goed, ik kijk liever naar de toekomst dan naar het verleden. Bepaalde punten zwengelen de competitiviteit aan en er is een zekere kentering ingezet. Mensen beseffen stilaan dat we langer moeten werken. In mijn vriendenkring merk ik het ook, en die mensen zijn lang niet allemaal ceo’s.’
Staat ons land er vandaag beter voor dan vier jaar geleden?
‘Competitiviteit is relatief. Er zijn wel enkele kleine stappen gezet – met de nadruk op kleine – maar als je ziet hoe in de Scandinavische landen de vennootschapsbelasting verlaagd wordt, en zelfs in Italië, weet ik niet of we gewonnen hebben. Het besef dat ons land competitief moet zijn, daar zijn we nog niet.’
De politiek had meer moed moeten tonen?
‘Welke profielen zullen we nodig hebben op de arbeidsmarkt in 2030 en hoeveel? Omscholing kan worden georganiseerd. Dat is langetermijndenken’
‘Ik wil positief-kritisch zijn, al zijn de feiten wat ze zijn: structureel is er niet veel hervormd. Dat ligt natuurlijk ook aan de heilige huisjes – de opties die in de jaren 60 en 70 zijn genomen en waar men niet aan durft te raken, zoals de ingewikkelde staatsstructuren en de sociale zekerheid. Als we een wendbare maatschappij willen, zullen we toch een paar van die huisjes ter discussie moeten stellen.’
Dus toch een gebrek aan moed en leiderschap?
‘We hebben de leiders die we verdienen, want we hebben ze zelf gekozen. Om de neuzen in dezelfde richting te krijgen, is vertrouwen nodig. Dat hangt samen met transparantie en sociale controle. Daarvoor hebben we een kwalitatieve vierde macht nodig. Wat jullie schrijven, beïnvloedt de mensen. We hadden met Atlas Copco het beste resultaat ooit neergezet en de Dagens Industri, een toonaangevende zakenkrant in Zweden, kopte: “Het is niet genoeg, Ronnie”. Ik kan daar tegen – je moet daar tegen kunnen – maar het zet wel de toon.’
Premier Michel laat zijn frustraties over de kritiek van de pers in zijn zomerakkoord de vrije loop.
‘Ach, hij kan daar ook tegen. Hij wou gewoon een statement maken. Als leider moet je duidelijk een richting afspreken en dan een plezante sfeer scheppen. Je vangt veel meer vliegen met een pot stroop dan met een vliegenmepper. Maar wat we dikwijls onderschatten, is hoe moeilijk het is om te veranderen in een goede periode. Kennedy zei: “Je moet het dak herstellen als de zon schijnt.” Maar dat is niet simpel. Ons grote probleem is: het gaat te goed.’
Komt de regering hier niet gemakkelijk weg? Het zijn toch de politici die beslissen, niet de media?
‘Waarom beslist de regering niet? Ze luistert te veel naar de achterban. Als die nog niet mee is, gebeurt het niet. De voormalige Duitse bondskanselier Gerhard Schröder heeft het gedurfd, maar hij heeft wel de volgende verkiezingen verloren.’
‘België heeft alles in handen om het Singapore van Europa te worden, het is een kwestie van keuzes maken. Maar we moeten ze maken, want dit land verdient beter. Onze overheidsstructuren moeten wendbaarder worden. Alles vandaag vraagt om een hogere snelheid van uitvoering. De vraag is: zijn we klaar?’
Worden in de arbeidsdeal de juiste keuzes gemaakt?
‘Het gaat de goeie richting uit. Dat de werkloosheidsuitkering de eerste maanden omhoog gaat en daarna sneller omlaag, vind ik een goeie zaak. Maar dat de opzegtermijnen niet verkort zijn, is een gemiste kans. Wat is belangrijk voor een land? Het aantal mensen dat actief en productief bezig is. De Zweedse bevolking telt een miljoen minder mensen dan de Belgische, maar er zijn wel een miljoen meer mensen actief. Dat ligt aan de mentaliteit. Zweden streeft veel meer naar zelfredzaamheid, wij zijn opgevoed met naastenliefde. Wat is trouwens het probleem met werken, dat is toch plezant? Eigenlijk zouden we allemaal moeten werken tot 75 jaar.’
Zegt Ronnie Leten, die niet de hele dag aan de band staat.
‘Als leidinggevende moet je maken dat je mensen graag komen werken, welke job ze ook doen. Deze week hadden we hier de brandweer over de vloer om een wespennest te verwijderen. Wel, die mannen deden hun werk graag. Ook mensen aan de band kan je de juiste ergonomie aanbieden, net als een aangename temperatuur en goeie werkomstandigheden. Ik heb schokdemperbedrijf Monroe nog geleid, die vrouwen en mannen kwamen graag werken. Mensen betrekken is een eerste stap.’
De rol van de sociale partners is dus belangrijk.
‘Alle betrokken partijen moeten meebeslissen. Maar eerst moet je rond de tafel zitten om te praten over de missie, het einddoel. Gaan we akkoord dat we competitief moeten zijn? Indien ja, dan kunnen we praten over de rest. In dit land wordt altijd over de modaliteiten gepraat en niet over de missie. Daardoor zijn wij een volk van regeltjes.’
Het langetermijndenken ontbreekt?
‘Ja, vooruitkijken is voor iedereen belangrijk. Waar we veel te weinig over praten, is de reskilling of omscholing van mensen. Welke profielen zullen we nodig hebben op de arbeidsmarkt in 2030, en hoeveel? Toen ik in 1985 als systeemontwerper begon, hielden software-ingenieurs zich bezig met productieplanning en logistiek. Anno 2018 zitten ze bijna allemaal in de mechatronics (ontwerp van robots en andere machines, red.). Vandaag gaan we door de vierde industriële revolutie. Veel trends zijn te voorspellen, dus omscholing kan worden georganiseerd. Er is een tekort aan technische profielen, voor de oplossing kijkt men altijd naar de min-25-jarigen. Terwijl er veel meer 25-plussers zijn met potentieel. Hoe we hen omscholen, dat vind ik langetermijndenken.’
Zit dat genoeg in de arbeidsdeal of is het gerommel in de marge?
‘Neen. Ik zal niet zeggen dat die deal een druppel op een hete plaats is, maar meer dan een goeie aanzet is het niet.’
Hoofddoeken en tweets
Meer dan over competitiviteit ging het publieke debat de voorbije jaren over identiteit. ‘Sinds 9/11 is het overal zo’, stelt Ronnie Leten vast. ‘Gooi daarbij een fixatie op de islam, zeker vanuit Amerika, en een toenemende migratie. Dat veroorzaakt stress in een gemeenschap. Mensen worden bang en politici luisteren naar hun achterban. Maar we mogen daar niet aan toegeven.’
Leten groeide op naast ‘de put van Beringen’ en kent de problematiek naar eigen zeggen goed. Zijn stelregel is: iedereen moet de spelregels kennen en volgen. ‘Als ik morgen links begin te rijden, word ik ook beboet. Ook daar mogen we niet aan toegeven.’ Voor economische vluchtelingen is hij ‘bikkelhard’ – ‘We kunnen nu eenmaal niet iedereen toelaten’ – voor ‘echte’ vluchtelingen niet. Taal is de sleutel, zegt Leten. Al blijkt de realiteit complexer.
‘Steden krijgen gekleurde werkloosheid niet ingedamd’, kopte de krant deze week. Dat ligt niet alleen aan een taalprobleem.
‘Toch blijf ik erbij dat hoe groter je taalvaardigheid is, hoe meer kansen je hebt om deel te nemen aan de samenleving. Gesprekken voeren, woordenschat. Ik heb het ook in Zweden gemerkt, daar worden nieuwkomers verplicht om Zweeds te leren. Ria sprak al snel vloeiend Zweeds, ik was te veel in het buitenland om het echt goed te leren, maar het is zo nodig voor sociale contacten.’
‘De directeur van de Hogeschool PXL in Hasselt vertelde mij onlangs hoe een student met een migratieachtergrond tijdens een discussie zijn vinger opstak om te vragen: “Meneer, wat is een weduwe?” Als mijn kleindochter van vijf dat zegt, oké. Maar een jongeman van 19 jaar? De oplossing volgens mij is dat we meer moeten mengen.’
Gemengde scholen, gemengde huwelijken?
‘Als je een gemeenschappelijke sokkel vindt, dan telt je achtergrond niet. Ik ben opgegroeid in een multiculturele omgeving waar voetbalsport centraal stond. Mijn vader was actief bij FC Beringen. Thuis kwamen alle nationaliteiten over de vloer. En op het voetbalveld waren Italiaan, Turk of Belg allemaal gelijk. Het creëerde een ongelooflijke verbondenheid, die ik daar nu nog altijd ervaar als ik terugga.’
Dan helpt het toch niet dat politici polariseren, of zelfs bevolkingsgroepen zwartmaken?
‘Zwartmaken is nooit goed, maar we moeten er wel op toezien dat de regels gevolgd worden. Actie lokt altijd reactie uit, op een bepaald moment worden de zaken uitvergroot … Ook al is dat niet altijd zo bedoeld.’
Goed, maar als een staatssecretaris een tweet stuurt à la ‘arabieren en stenen’, dan zal de stigmatisering en discriminatie van mensen met een migratieachtergrond toch alleen maar toenemen – hoe taalvaardig ze ook zijn?
‘Dat helpt de zaken natuurlijk niet vooruit. We zitten ook met een algemene anti-moslimsfeer door onder meer IS, maar daar mogen we niet aan toegeven.’
Gaat de N-VA te ver?
‘Sommige tweets gaan misschien te ver, maar om dan meteen de hele partij … (maakt zin niet af). Ik ken Jan Jambon, en die man is niet racistisch. In zijn vriendenkring zitten evengoed mensen met een andere origine. Theo Francken ken ik niet, maar ik kan mij niet inbeelden dat hij racistisch zou zijn, mogelijk is het meer zijn communicatiestijl.’
‘Kijk, ik ben het niet eens met alle statements van de N-VA, noch van de Open VLD, noch van andere partijen. Om het eens over de socialisten te hebben: zij willen alleen maar pamperen. Dat vind ik ook te verregaand, hoor. Pamperen is nooit goed. Kansengroepen moeten we faciliteren, niet discrimineren.’
‘Communicatie is niet onschuldig, maar we moeten leren omgaan met migratie, we zijn een geciviliseerde maatschappij. Wederzijds respect is belangrijk.’
Respect, betekent dat ook aanvaarden dat vrouwen geen handdruk krijgen?
‘Bij Atlas Copco hadden wij in de leidingsgroep van 500 mensen liefst 67 nationaliteiten. Maar ik zei altijd: “We have one nationality: Atlas Copco.”Als we naar Egypte of Iran gingen, dan respecteerden we de gebruiken. Ik kan u verzekeren dat Zweedse vrouwen het niet gemakkelijk hebben als mannen hen geen hand geven, maar als die gebruiken geduid worden, kunnen we ons daarover zetten. Ook als een klant naar Zweden kwam, maakten we geen probleem van de begroeting, al legden we wel uit. Dat is een pragmatische aanpak.’
Zijn er werkneemsters van Atlas Copco die een hoofddoek dragen?
(denkt lang na) ‘Ik denk dat ik er wel enkele gezien heb, maar het waren er heel weinig en het was ook landgebonden. Weet je, het gaat over respect. Als jij een sjaaltje wil dragen, hoop ik dat het een mooi sjaaltje is en dat je niet verplicht wordt om het aan te doen. Maar het is niet aan mij om dat te beoordelen. Vaak zien we de zaken te veel door Zweedse of Vlaamse ogen.’
Iets anders. Bent u een van de 800.000 Arco-coöperanten die op hun geld wachten?
‘Ja, ja.’
En bent u blij dat er een deal is?
‘Als individu wel, zeker? Wie zou er niet blij zijn mocht hij zijn geld terugkrijgen?’
Vindt u die deal terecht?
‘Als ik het puur economisch bekijk, dan moet ik inderdaad toegeven dat ik problemen heb met die deal. Laat ons een kat een kat noemen: het gaat om aandelen. Ik weet al niet meer hoe wij die destijds gekocht hebben, ik geloof dat onze bankier het toen vergeleek met Cera-coöperanten en zei aan de mensen: “Dat is hetzelfde.”’
‘Het probleem is de belofte die de regering in 2008-2009 gedaan heeft. Eigenlijk is dat economisch niet correct, maar het is nu een politiek probleem. Eurocommissaris Margrethe Vestager kennende zal ze met arendsblik kijken naar de deal, zoals ze destijds naar de excess profit rulings keek. Zelf rekende ik niet meer op het geld. Natuurlijk, als ik het krijg, pak ik het aan.’
Hebt u ooit zin gehad om zélf in de politiek te gaan?
(lacht) ‘Ik leerde mijn vrouw kennen op mijn achttiende. Als ik dát doe, dan sta ik waarschijnlijk met mijn koffers op straat. Alle gekheid op een stokje: het is niet mijn ding. Ik ben jaren bevriend geweest met mijn overbuurman, spijtig genoeg is hij intussen overleden, maar hij was vroeger burgemeester van Mol. Een socialist. Als we praatten over politiek, hadden we soms totaal verschillende opinies, toch konden wij altijd door één deur.’
‘Nu, ook zonder politiek heb ik genoeg omhanden. Ik ben gelukkig, maar niet voldaan. Dat was overigens de titel boven mijn afscheidsinterview in de Dagens Industri. Nadat ze mij die eerste titel gelapt hadden, wilde ik absoluut een positievere kop. Jullie mogen hem recycleren, als jullie willen.’
BIO
• 61 jaar
• Geboren in Beringen en woont in Mol
• Studeert toegepaste economische wetenschappen
• Start zijn carrière bij General Biscuits
• Van 1985 tot 1995 aan de slag bij Atlas Copco
• Werkt nadien twee jaar bij Tenneco Automotive
• Van 1997 tot april 2017 opnieuw bij Atlas Copco
• Sinds 2009 ceo van Atlas Copco
• In 2013 verkozen tot Manager van het jaar
• Vandaag voorzitter van Ericsson, Epiroc en bestuurder bij technologiebedrijf SKF
Waarheen met de democratie, de bijen, de ander en onszelf? Christopher Wylie, Tobias Leenaert, Didier Eribon, Rosanne Hertzberger, Hans Van Dyck, Olivia Rutazibwa en Machteld Huber kijken in de toekomst. Volgende week: wetenschapster Rosanne Hertzberger.
‘Het “wij” van de arbeiders is het “wij” van het nationalisme geworden’
Hij is ondertussen al 65, maar de schaamte over zijn arbeidersroots voelt Didier Eribon nog steeds. De Franse intellectueel zag hoe zijn familie, die altijd communistisch had gestemd, bij het Front National eindigde. ‘Als je in een arbeiderswijk laat vallen dat je links bent, willen ze zelfs niet meer met je praten.’
RUUD GOOSSENS,FOTO’S LEO DE BOCK
‘Mijn broers waren furieus’, vertelt Didier Eribon. De Franse socioloog schreef negen jaar geleden een pakkend boek over zijn Retour à Reims, zopas vertaald als Terug naar Reims. Toen zijn vader op sterven lag, keerde hij terug naar het arbeidersmilieu dat hij dertig jaar voordien was ontvlucht. Eribon beschreef hoe hij er als eerste van zijn familie in was geslaagd zijn middelbaar onderwijs af te ronden. ‘Ik wilde laten zien hoe sterk je sociale klasse bepaalt welk diploma je haalt. Maar mijn broers lazen er een beschuldiging in: dat ik deed alsof zij niet intelligent genoeg waren. Terwijl ik net het omgekeerde wilde zeggen: ons onderwijssysteem elimineert kinderen uit de arbeidersklasse, ook wanneer ze begaafd zijn. Mijn broers zagen dat anders. Ze zeiden: dat we stopten met studeren, was onze vrije keuze. Wel, als de mensen ervan overtuigd zijn dat hun eliminatie geen gevolg is van sociale wetmatigheden maar hun eigen beslissing is, dan zie je hoe dominant het liberalisme is geworden. Alles is nu de verantwoordelijkheid van het individu.’
De anekdote is exemplarisch voor de diepe kloof waar Terug naar Reims op inzoomt. In het boek vertelt Eribon hoe hij als jonge homoseksueel, om zijn dromen waar te maken, afstand moest nemen van zijn roots. ‘Bij mij thuis werden er geen boeken gelezen’, vertelt hij twee uur voor de aftrap van België-Brazilië in La Coupole, een brasserie op de Boulevard Montparnasse in Parijs. Aan de overkant van de straat staat La Rotonde, de tent waar Emmanuel Macron zijn overwinning in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen vierde. ‘We gingen niet naar het theater of de opera. We luisterden niet naar muziek. Om de Didier Eribon te worden die ik nu ben, een intellectueel die boeken schrijft, moest ik een breuk maken. Mijn homoseksualiteit stimuleerde me daarin. Om gay te worden kon ik niet anders dan vertrekken uit een milieu waarin homo zijn niet werd geaccepteerd. Zo kon ik een “sociaal mirakel” worden. Maar dat was een erg pijnlijk proces, dat gepaard ging met veel schaamte. Ik heb erover geschreven om duidelijk te maken dat we nog altijd in een klassenmaatschappij leven. Ook in België. Een van mijn broers leeft in Charleroi.’
Eribon is ondertussen een vooraanstaand links intellectueel. Eind jaren 80 maakte hij naam met een biografie van filosoof Michel Foucault. Hij was ook uitstekend bevriend met de socioloog Pierre Bourdieu. En nu trekt hij veel op met Édouard Louis, de jonge Franse schrijver die zich een paar jaar geleden op de kaart zette met Weg met Eddy Bellegueule, een boek dat niet toevallig is opgedragen aan Eribon. Ook Louis komt uit een Noord-Frans arbeidersgezin, ook hij is homoseksueel, ook hij brak met zijn familie. ‘Net als ik schrijft hij over de mensen die jarenlang genegeerd werden door links. Over degenen die van Lionel Jospin of François Hollande te horen kregen dat ze zelf verantwoordelijk waren voor hun lot. Terwijl net die politici voor hen hadden moeten opkomen.’
De fabriek van moeder
‘Wie het programma van rechts en extreemrechts overneemt, zal finaal stemmen verliezen. Links moet aan de kant van álle onderdrukten staan’
Negen jaar na de publicatie van Retour à Reimsin Frankrijk is het boek nog altijd brandend actueel. Het verschaft inzicht in de kiezers die Donald Trump aan de macht brachten, die voor de Brexit kozen, die overal in Europa voor rechts-populistische politici vallen. Toen Eribon terugkeerde naar Reims, stelde hij vast dat zijn familie, die altijd overtuigd op de communisten had gestemd, voor het Front National was bezweken.
U benadrukt dat veel arbeiders zich economisch in de steek gelaten voelen en daardoor bij het FN zijn beland. Maar misschien steunen ze ook gewoon het antimigratieprogramma van die partij?
‘Ongetwijfeld. Maar daarmee kan je de opgang van extreemrechts niet verklaren. Mijn familie hield er vroeger ook al racistische ideeën op na. Ik heb er in mijn boek een hoofdstuk aan gewijd. Ik mythologiseer de arbeidersklasse dus niet. Alleen deden die racistische ideeën er niet toe wanneer mijn ouders gingen stemmen. Op verkiezingsdag gingen ze voor hun politieke belangen. Dan was hun kader: arm versus rijk. Dan stonden ze tegenover het patronaat, de bourgeoisie, de uitbuiters. Hun “wij” was het “wij” van de arbeidersklasse. Maar dát “wij” is uit het politieke discours verdwenen. Doordat links helemaal meestapte in de agenda van het neoliberalisme, beroofde het zijn traditionele kiezers van hun politieke identiteit. Die mensen gingen dus op zoek naar een nieuwe identiteit. En dat werd het “wij” van het nationalisme, van de Fransen, van de blanken. Alles wat verkeerd liep, werd de schuld van de migranten. Als dat idee zich heeft geïnstalleerd, krijg je het moeilijk gekeerd. Daar heb je dertig jaar voor nodig.’
Als linkse politici hun agenda aanpasten, dan ook omdat hun traditionele electoraat steeds kleiner werd. Bestaat de arbeidersklasse nog wel?
‘Niet meer in zijn oorspronkelijke vorm. Maar het onrecht is natuurlijk niet verdwenen. De kinderen van de arbeiders van weleer moeten zich nu, als ze al niet werkloos zijn, tevredenstellen met bijzonder onzekere jobs. Ze rijden rond voor Uber of ze werken in de magazijnen van Amazon. En ze zijn geen lid meer van een vakbond. Dat is een razend belangrijke verschuiving. Vorig jaar trok ik met de Duitse theaterregisseur Thomas Ostermeier naar de fabriek waar mijn moeder in de jaren 70 en 80 haar kost verdiende. Een indrukwekkende ervaring. Die gebouwen zijn nu compleet verlaten. De ramen zijn gebroken, de machines staan er vernield bij. Maar ooit werkten daar 1.700 arbeiders. Ooit had de communistische vakbond daar vijfhonderd leden. Dat was een sterke tegenkracht. Ze staakten. Als het moest dagenlang.’
Hebt u heimwee naar die grote fabrieken?
‘Helemaal niet. Het waren geen plekken van persoonlijke ontplooiing. De arbeidsomstandigheden waren penibel. Het lichaam van mijn moeder is daar gesloopt. Maar er werd wel een collectieve strijd gevoerd, terwijl de werknemers van Uber of Amazon nu volledig op zichzelf zijn aangewezen. Daarvoor draagt rechts een grote verantwoordelijkheid, maar links evenzeer omdat het te weinig weerstand heeft geboden. Het heeft die mensen verraden. Het recht op werkloosheidsvergoedingen werd afgebouwd. De ontslagregelingen zijn versoepeld. En als de mensen op straat kwamen, stuurde president Hollande de politie op hen af met traangas. Die reageerde met een geweld dat we niet meer hadden gezien in Frankrijk sinds 1968. En dat geweld – tegen vakbondsmilitanten! – kwam van een linkse regering. Zulke dingen hebben tot een revolte geleid. Als je in zo’n arbeiderswijk laat vallen dat je links bent, willen ze zelfs niet meer met je praten.’
De Orban in Macron
Uw ouders switchten van de communisten naar het Front National. Moet links de natie omarmen?
‘Nee. Onze problemen op sociaal of ecologisch vlak krijg je alleen maar opgelost door internationaal samen te werken. Daarom vind ik het een grote vergissing dat partijen zoals La France Insoumise van Jean-Luc Mélenchon of Podemos in Spanje een patriottistisch discours ontwikkelen. Net nu extreemrechts een internationale van nationalisten aan het vormen is, verzaakt links aan zijn internationalistische traditie. Ik heb tijdens de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen op Mélenchon gestemd, maar met zijn praatjes over “la nation”, “la patrie” of “le peuple” ben ik het totaal oneens. Het zijn uitsluitende begrippen die snel misbruikt kunnen worden. Weten we bijvoorbeeld zeker dat migranten ook bij dat volk zullen horen?’
Hebt u in de tweede ronde op Emmanuel Macron gestemd?
‘Nee, ik heb me onthouden. Macron incarneert de absurditeit van de neoliberale samenleving. Hij gelooft nog altijd dat je het geld eerst aan de rijken moet geven om de armen dan te laten profiteren. Zelfs het IMF gelooft niet meer in dat trickle down-verhaaltje.’
Voelde u zich als democraat niet verplicht op Macron te stemmen toen Marine Le Pen de tegenkandidaat was?
‘Macron geeft humanistische speeches voor de Verenigde Naties, maar Frankrijk behandelt vluchtelingen niet beter dan Hongarije’
‘Nee. De media schreven: wie niet op Macron stemt, stemt op Le Pen. Pure chantage, want Le Pen kon nooit meer dan veertig procent halen. Veel van mijn vrienden zijn ervoor gezwicht. Maar ik kon het niet. Ik ben ervan overtuigd dat de politiek van Macron extreemrechts nog meer wind in de zeilen zal geven. Hebt u dat filmpje gezien waarin hij de uitkeringen aan de armen onder vuur neemt? Zijn argument: zelfs wanneer je hen geld geeft, blijven ze arm. Heeft dus geen zin. Alsof mensen die helemaal niets hebben, met een uitkering van 400 euro per maand plots rijk en succesvol gaan worden. Zelfs Margaret Thatcher ging niet zover. Het getuigt van een diep misprijzen tegenover de zwaksten. Beschamend.’
Vormt Macron in het Europa van de Viktor Orbans geen belangrijk tegengewicht?
‘Totaal niet. Hij geeft humanistische speeches voor de Verenigde Naties, maar Frankrijk behandelt vluchtelingen en migranten niet beter dan Hongarije. Als extreemrechts is doorgebroken in Italië, dan is dat ook omdat wij iedereen terugsturen naar dat land. Zelfs zwangere vrouwen en minderjarigen zetten we op totaal illegale wijze over de grens. In Europa doen we graag verontwaardigd over de politiek van Donald Trump, maar wat Frankrijk doet, is niet beter. Ngo’s die migranten helpen, wordt het werken op alle manieren onmogelijk gemaakt. Het feit dat die mensen meestal uit straatarme landen komen of net een oorlog ontvlucht zijn, verdwijnt compleet uit beeld. In deze migratiecrisis is Europa al zijn waarden overboord aan het kieperen.’
Ook een belangrijk deel van de linkerzijde is voor een streng migratiebeleid, onder meer om de ‘classes populaires’ waar u over schrijft te overtuigen.
‘Wie het programma van rechts en extreemrechts overneemt, zal finaal stemmen verliezen. Links moet aan de kant van álle onderdrukten staan. In mei ’68 werden slogans meegedragen als: “Travailleurs français et travailleurs immigrés, même patron et même combat”. Zeer mooi. Ook nu zijn er veel gedeelde belangen tussen de arbeiders die het moeilijk hebben en de nieuwkomers die het vaak nóg moeilijker hebben. Als links zijn idealen niet dertig jaar lang had bedrogen, was een verbond veel makkelijker geweest. En ik ben niet naïef, hoor. Ik weet ook wel dat het niet eenvoudig is om tienduizenden mensen op te vangen. Maar met prikkeldraad en kampen los je dat niet op.’
Conservatieve revolutie
Macron werd groot als raadgever van een socialistisch president. Wanneer heeft de PS haar waarden opgegeven volgens u?
‘Onze problemen op sociaal of ecologisch vlak krijg je alleen maar opgelost door internationaal samen te werken. Net nu verzaakt links aan zijn internationalistische traditie’
‘Volgens mij speelt de transformatie van het politiek personeel een grote rol. Vroeger rekruteerde de PS veel breder. Je vond er mensen die bij de vakbond of in het onderwijs actief waren geweest. Maar nu zit het er vol bourgeois die aan de Sciences Po hebben gestudeerd en vervolgens naar de Ecole Nationale d’Administration ENA trokken. Aan die opleidingsinstituten van de macht krijgen ze allemaal dezelfde ideologie ingelepeld.’
U hamert vaak op de achtergrond van politici. Kan een rijke dan niet links zijn?
‘Natuurlijk wel. Ik kan me voorstellen dat Jean-Paul Sartre ook veel geld verdiende. Het probleem is dat ons politiek personeel, van rechts én van links, precies hetzelfde referentiekader krijgt aangeboden. Linkse intellectuelen, zoals Sartre of Bourdieu, worden niet meer onderwezen, terwijl conservatieve denkers, zoals Raymond Aron, alomtegenwoordig zijn. Zo is links zijn intellectuele referenties kwijtgespeeld. In een boekje van meer dan tien jaar geleden – D’une révolution conservatrice – heb ik beschreven hoe sterk de rechterzijde, via het geld van de industrie en de bankwereld, geïnvesteerd heeft in die transformatie van links. Er werden colloquia georganiseerd om de oude rechtse dogma’s erdoor te duwen. Over sociaal determinisme mocht niet meer gesproken worden. Zo gingen de linkse waarden op de schop.’
‘Ik herinner me nog dat François Hollande in de jaren 80 kandidaat was in Tulle, een stadje in de Corrèze, een arbeidersregio. Pierre Bourdieu zei mij toen: “Als die man verkozen wordt, haalt het FN daar over tien jaar twintig procent”. En zo geschiedde. Hollande is een typisch ENA-product: hij sluit zich af van de werkelijkheid, hij praat alleen maar over “hervormingen”, hij kiest altijd de kant van de bestuurders. Bourdieu begreep goed hoe kwalijk dat soort politici zijn.’
Volgens Mark Lilla, een Amerikaans publicist, bedreef links de afgelopen jaren te vaak ‘identiteitspolitiek’. Wie te veel praat over de gelijkberechtiging van vrouwen, holebi’s of nieuwkomers, verliest tractie bij de witte arbeiders.
‘Ik weet dat Lilla zich tegenwoordig graag als een linkse denker presenteert. Maar eigenlijk is hij een reactionaire imbeciel. In de jaren 90 publiceerde hij een boekje met essays over Franse filosofie: New French thought. De grote vijanden waren Sartre, Bourdieu en Foucault. Alle publicisten behoorden tot de rechterzijde en wilden komaf maken met de erfenis van mei ’68. Op haast hysterische wijze wezen ze Bourdieu af, toen die in de jaren 80 al zei dat extreemrechts zou triomferen wanneer links de sociale kwestie uit het oog verloor. En de man die die mensen per se wilde introduceren in de VS, komt links nu lessen geven?’
Maar heeft hij een punt?
‘Nee, hij zit er totaal naast. Ik vind ook dat links te weinig bezig is geweest met de “classes populaires”. Daar gaat mijn hele boek over. Maar dat wil toch niet zeggen dat Black Lives Matter of de feministen ermee moeten ophouden? Je kan perfect bekommerd zijn om de witte arbeiders in gedeïndustrialiseerde gebieden en tegelijk andere vormen van achterstelling aanklagen. Links moet de plek zijn waar ál dat onrecht geformuleerd kan worden.’
Klassengeweld
U zei in het begin van dit gesprek dat uw eigen emancipatie gepaard ging met veel schaamte. Is die ondertussen weg?
‘Niet helemaal. Vorig jaar vroeg Thomas Ostermeier mij of hij een conversatie tussen mij en mijn moeder mocht filmen. “Ondenkbaar”, antwoordde ik meteen. De gedachte dat iedereen haar – en haar interieur, haar lichaam, haar manier van praten, haar manier van zijn – zou kunnen zien, was ondraaglijk. Uiteindelijk heb ik me erover gezet, maar achteraf vroeg ik me af waarom ik dat zo moeilijk was geweest. Ongetwijfeld had het te maken met een vorm van schaamte voor mijn moeder.’
Waar komt die schaamte vandaan?
‘Ik leef nu in een milieu waarin cultuur ongelooflijk belangrijk is. Terwijl ik opgroeide in een milieu waarin cultuur gewoon niet bestond. Die breuk tussen die twee werelden was voor mij zeer moeilijk. Ik kan me niet meer op mijn gemak voelen in die andere wereld. Dat is wat ik het “geweld van de sociale klassen” noem. Dat valt bijna niet te overstijgen. En het maakt mij ook zeer terughoudend tegenover mensen die geloven dat er in de kunstwereld echte subversie kan ontstaan. De kunstwereld is geen plek van revolutie. Het is een plek voor gecultiveerde mensen zoals ik. Een oord van sociale reproductie.’
Uw moeder kreeg nooit de kans om te studeren, terwijl …
‘… ze graag had willen lesgeven. Zo zijn er véél mensen in Frankrijk. Dramatisch, want alle studies wijzen erop dat er een bijna perfecte correlatie tussen het gemiddelde diplomaniveau in een regio en het aantal stemmen voor het FN. Hoe minder mensen gestudeerd hebben, hoe groter de kans dat ze voor extreemrechts kiezen. In het noorden van Frankrijk, waar de uitstroom zonder diploma geweldig groot is, scoort het FN vaak meer dan vijftig procent. Het bewijst dat de opgang van extreemrechts niet alleen door economische tegenslag te verklaren valt. Er zijn ook politiek-culturele redenen. Het zijn mensen die geen toegang hebben tot het publiek debat. Omdat ze niet hebben gestudeerd. Omdat ze genegeerd worden.’
Met uw broers hebt u nog altijd geen contact.
‘Vorig jaar is mijn moeder overleden. Tijdens haar laatste maanden heb ik mijn broers af en toe weer ontmoet. Maar het is niet makkelijk om na dertig jaar weer een relatie op te bouwen. Dat heeft niets met geld te maken. Een van mijn broers verdient meer dan ik. Het is een culturele breuk. Ik weet niet waarover ik met hen moet praten. Ik weet niet hoe ik met hen moet praten. Met mijn moeder was dat eenvoudiger. Maar toen zij vorig stierf, werd de laatste link doorgeknipt met het milieu waar ik uitkom. Toen dat gebeurde, dacht ik: de terugkeer naar Reims is definitief voorbij.’
Dat nu ook een kardinaal wegens seksueel misbruik moet wijken, stemt Kurt Martens hoopvol: misschien zullen de klerikale potjes niet langer toegedekt blijven en krijgen veel onbeantwoorde vragen een antwoord.
KURT MARTENS
Ordinary Professor aan de School of Canon Law van de Catholic University of America in Washington D.C.
Zaterdag 28 juli 2018 was een historische dag in de kerkgeschiedenis: voor het eerst sinds 1927 nam een kardinaal ontslag uit het kardinalencollege en werd dat ontslag door de paus aanvaard. Het ging om niemand minder dan de Amerikaanse kardinaal Theodore McCarrick, aartsbisschop emeritus van Washington en voorheen bisschop van Metuchen en aartsbisschop van Newark.
Vorige maand werd bekend dat hij werd beschuldigd van seksueel misbruik van een minderjarige ongeveer 50 jaar geleden en na onderzoek werd de beschuldiging als geloofwaardig beschouwd. De kardinaal werd door de paus opgedragen zich te onthouden van elk publiek optreden en zich terug te trekken in het verborgene. Maar daarmee hield het niet op. The New York Times kwam met het verhaal van een familievriend die, sinds hij elf was, misbruikt werd door McCarrick. De man was nota bene gedoopt door McCarrick, het eerste doopsel dat hij als jonge priester had toegediend. Andere zaken kwamen naar boven: verhalen van grensoverschrijdend seksueel gedrag met seminaristen en (jonge) priesters. Kortom: een verhaal van een seksueel roofdier dat zijn macht gebruikt om zijn zin te krijgen. Machtsmisbruik in de puurste vorm. McCarrick is nu niet langer kardinaal en voorlopig weer gewoon aartsbisschop. Misschien wordt hij opnieuw mijnheer McCarrick, indien hij na het aangekondigd kerkelijk strafproces wordt weggestuurd uit de klerikale staat.
Rome was op de hoogte
Merkwaardig genoeg deden over McCarrick en zijn vakantiehuis al jaren verhalen de ronde in kerkelijke kringen. ‘Oom Ted’ nodigde er priesters en seminaristen uit, altijd één meer dan het aantal beschikbare bedden. Hoe komt het dat deze man jarenlang zijn gang kon gaan en, erger, kon opklimmen in de kerkelijke hiërarchie, van bisschop tot aartsbisschop en uiteindelijk kardinaal?
‘Oom Ted’ nodigde in zijn vakantiehuis priesters en seminaristen uit, altijd één meer dan het aantal beschikbare bedden
Vóór hij aartsbisschop en kardinaal werd, zou Rome telkens op de hoogte zijn gebracht. Wie wist hiervan, waarom werd niets ondernomen? Kardinaal O’Malley, aartsbisschop van Boston en president van de Pauselijke Commissie voor de Bescherming van Minderjarigen, kreeg in juni 2015 een brief van een priester met aantijgingen tegen McCarrick. O’Malley beweert de brief nooit te hebben gezien, maar een medewerker stuurde wel een antwoord waarin stond dat de Commissie zich enkel bezighoudt met algemene procedures en niet met individuele gevallen. Indien dit klopt, dan rijzen twee belangrijke vragen. Waarom heeft de kardinaal die brief nooit gezien en bleef die in handen van een medewerker? Waarom werd de klacht niet doorgestuurd naar de bevoegde instanties, zoals gebruikelijk is in de Romeinse curie?
Old boys network
Het klerikale milieu, de ons-kent-onsmentaliteit en het old boys network zijn de perfecte ingrediënten om een dergelijke crisis in de hand te werken. Vrienden worden benoemd en gepromoveerd. Voeg daarbij een ongecontroleerde bisschoppelijke macht en het hek is van de dam. Tot nu werden bisschoppen en kardinalen vrij braaf behandeld wanneer het ging over gevallen van seksueel misbruik, of ze nu dader waren of enkel klachten moesten behandelen. Enkele bisschoppen zijn al uit de klerikale staat weggestuurd wegens seksueel misbruik. Nu rijst de vraag naar de verantwoordelijkheid. In Chili hebben zowat alle bisschoppen van het land hun ontslag aangeboden aan de paus. Die heeft dat in een aantal gevallen al aanvaard. Nu staan twee kardinalen – Errázuriz en Ezzatti – onder zware druk wegens hun lakse houding tegenover seksueel misbruik door clerici. De tijd dat bisschoppen een slachtoffer van misbruik konden verplichten om de dader een excuusbrief te sturen, is nu voorbij. Nu moeten deze bisschoppen verantwoordelijk worden gehouden voor hun lakse houding en daarvan de gevolgen dragen.
Aanpakken die handel
Toen in 2002 de misbruikcrisis in volle hevigheid losbarstte in het aartsbisdom Boston, wist kardinaal Danneels te vertellen dat dit typisch Amerikaanse toestanden waren en dat ze bij ons ondenkbaar waren. Naar goede kerkelijke gewoonte zal hij het zich wellicht niet herinneren. Acht jaar later, in 2010, moest zijn goede vriend Mgr. Vangheluwe van Brugge aftreden en barstte de bom ook hier. Met de gekende gevolgen. Dat de zaak-McCarrick en het machtsmisbruik opnieuw een exclusief Amerikaanse aangelegenheid zouden zijn, is niet meer of minder dan wishful thinking. Het bestaat overal. En zolang de kerkelijke machtsuitoefening niet wordt gecontroleerd – met andere woorden, zolang er geen afdoende checks-and-balances zijn – zal dit blijven duren. Het wordt tijd om deze kwaal ernstig en afdoend aan te pakken, en eens en voor altijd komaf te maken met het old boys network. De vraag naar verantwoordelijkheden en de gevolgen bij niet-optreden kan niet langer worden ontweken.